Lesmodule Israël Palestina

Historisch besef

Begrip voor de actuele situatie

Inzicht in verslaglegging door media


Gerealiseerd door The Rights Forum

in samenwerking met Map out

Op deze website rust auteursrecht van Map out. Deze lesmodule mag worden ingezet door docenten. Niets van deze lesmodule mag worden gekopieerd, vermenigvuldigd of anderzijds verveelvoudigd zonder schriftelijke toestemming van Map out.

Inleiding

Israël Palestina is om veel redenen relevant voor leerlingen in Nederland. Onder andere vanwege de actuele situatie in Israël Palestina, de kolonialisme, humaniteit en botsing van religies. Deze relevantie komt door de huidige samenstelling van de samenleving. De stof moet ook behandeld worden om verschillende groepen mensen tot elkaar te brengen.

Het doel van deze lesmodule is om begrip te krijgen voor de historische en actuele situatie in Israël Palestina en te zorgen voor meer inzicht in diversiteit. Diversiteit is relevant, omdat men ziet dat grote groepen in de samenleving achter Palestina staan en niet achter Israël. We zien het belang om inzicht te bieden in de verschillende aspecten die relevant zijn voor de kwestie Israël Palestina. Deze lesmodule bevat aandacht voor democratische waarden, betrokkenheid, historisch besef, inzicht in internationale betrekkingen en omgang door en met de media.

Deze lesmodule behandelt de basis  van de hele kwestie. Er is bewust voor gekozen om niet de volledige kwestie te behandelen, omdat de kwestie erg ingewikkeld is. Juist door volledig te willen zijn, zou de uitleg te ingewikkeld en te lang kunnen worden. Door ons te beperken tot de basis, is het haalbaar om deze kwestie met behulp van deze module te behandelen.

In deze lesmodule

  1. Doelen
  2. Hoofdstuk 1 – Israël Palestina, wat er gebeurde
  3. Hoofdstuk 2 – Onderzoek doen
  4. Hoofdstuk 3 – Het journaal
  5. Antwoorden
  6. Bronnen en naslagwerk
  7. Colofon

Let op: Eén hoofdstuk duurt één les.

Doelgroep
Havo/vwo bovenbouw, mbo niveau 4

Benodigdheden
Pen en papier

PDF
Download hier de PDF-versie van de lessen.

Doelen

Conceptkerndoelen burgerschap

  • Kerndoel 3: Democratische waarden
  • Kerndoel 4: Maatschappelijke betrokkenheid
  • Kerndoel 5: Democratische betrokkenheid
  • Kerndoel 6: Maatschappelijke vraagstukken

Leerdoelen

    • De leerling kan op chronologische volgorde beknopt vertellen wat de kwestie Israël Palestina inhoudt.
    • De leerling kan de belangrijkste begrippen met betrekking tot de kwestie Israël Palestina benoemen.
    • De leerling kan in gegeven informatie iets opzoeken, selecteren en verzamelen.
    • De leerling kan met behulp van vragen de situatie van Internationaal recht met betrekking tot Israël Palestina expliciteren.
    • De leerling kan met behulp van de fasen van ethische reflectie komen tot een situatie van vrede voor Israël Palestina.
    • De leerling kan in eigen woorden een standpunt geven.
    • De leerling kan een eigen standpunt in eigen bewoording onderbouwen met minstens één argument.
    • De leerling kan in eigen woorden uitleggen hoe het komt dat een kijker niet naar objectief/betrouwbaar nieuws kan kijken als het gaat over de kwestie Israël Palestina.
    • De leerling kan zich presenteren voor de groep als een nieuwslezer of verslaggever.
    • De leerling kan reflecteren op de rol van publiek, verslaggever of nieuwslezer in de kwestie Israël Palestina.

Hoofdstuk 1 – Ontwikkelingen in Europa

Antisemitisme en zionisme

De problemen die vandaag in Israël en Palestina bestaan zijn grotendeels het gevolg van ontwikkelingen in Europa in de negentiende eeuw. In Europa was er in die tijd, maar ook lang daarvoor al, sprake van veel geweld en discriminatie tegen de joodse bevolking. Daarom ontstond eind 19e eeuw onder joden een beweging die pleitte voor een veilige, joodse staat. Die beweging wordt het zionisme genoemd. De belangrijkste leider in dit gedachtegoed was de in Boedapest geboren journalist Theodor Herzl, die het idee voor de joodse staat in 1896 beschreef in zijn boek Der Judenstaat.

Hoewel er verschillende ideeën bestonden over waar de joodse staat opgericht zou moeten worden richtte de beweging zich vooral op Palestina. Dat was namelijk volgens de bijbel beloofd door God aan Abraham en zijn nakomelingen. Ook Herzl pleitte voor Palestina als locatie: ‘Palestina is ons onvergetelijke historische thuis. Deze naam alleen al zou een enorm ontroerende collectieve oproep voor onze mensen zijn.’

Vanaf 1882, nog voor publicatie van Der Judenstaat, kwam de joodse emigratie naar Palestina op gang. Palestina maakte op dat moment deel uit van het Ottomaanse Rijk. Joden woonden er altijd al, maar waren een minderheid; rond 1880 was zo’n 5 procent van de bevolking van het gebied joods. De relaties tussen deze joodse Palestijnen en hun islamitische en christelijke buren waren over het algemeen goed.

Bron: israelpalestijnen.nl

Opdracht 1

Beantwoord de volgende vragen.

Vraag 1: Wat voor beweging is het zionisme?
Vraag 2: Welke twee redenen zijn er voor de joden om zich te vestigen in Palestina?
Vraag 3: Hoe was de sfeer tussen de joodse Palestijnen en hun islamitische en christelijke buren rond 1880?

Tegenstrijdige Britse beloften

Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) begon het Verenigd Koninkrijk, op dat moment het machtigste rijk ter wereld, zich te bemoeien met de kwestie-Palestina. De Britten deden verschillende tegenstrijdige beloften over wie de controle zou krijgen in Palestina.

Aan de emir van Mekka beloofde het Verenigd Koninkrijk onafhankelijkheid voor alle Arabische gebieden ten oosten van Egypte. Ook Palestina viel daaronder. In ruil daarvoor zou de emir zorgen voor Arabische steun aan een aanval op het Ottomaanse Rijk, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog de kant van de tegenstanders van het Verenigd Koninkrijk had gekozen.

Tegelijkertijd maakte het Verenigd Koninkrijk in mei 1916 met Frankrijk afspraken over de onderlinge verdeling van dezelfde gebieden in het Midden-Oosten na de val van het Ottomaanse Rijk. Deze afspraak heet de Sykes-Picot-overeenkomst. Beide grootmachten beheersten al delen van de regio en spraken af hun macht te verstevigen door de belangrijkste stukken onderling te verdelen.

Bron: Alamy

Tenslotte betuigde de Britse regering sympathie aan de beweging die streed voor een joodse staat in Palestina, in de vorm van de zogeheten Balfour-verklaring. In een brief aan de Britse zionist Lionel Walter Rothschild schreef minister van Buitenlandse Zaken Arthur Balfour op 2 november 1917 dat zijn regering zich zou inzetten voor ‘de stichting van een joods nationaal tehuis in Palestina’. Wat zo’n ‘nationaal tehuis’ precies inhield werd niet afgesproken. Als voorbehoud stelde de regering wel dat de ‘de niet-joodse gemeenschappen’ die in Palestina woonden niet de dupe mochten worden van het project

Bron: martinusevers.org

Opdracht 2

Beantwoord de volgende vragen.

Vraag 1: Onder welk land viel Palestina tussen 1914 en 1918?
Vraag 2: Wat voor afspraak maakte het Verenigd Koninkrijk met Frankrijk in mei 1916?
Vraag 3: Van welke afspraak mochten ‘de niet-joodse gemeenschappen’ in Palestina niet de dupe worden?

Mandaatgebied Palestina

Na de Eerste Wereldoorlog gebeurden er een aantal zaken: het Ottomaanse Rijk viel verder uit elkaar. In 1919 werd de Volkenbond opgericht. Deze bestond uit een klein aantal landen. Deze internationale organisatie was de voorloper van de Verenigde Naties (VN), en moest hernieuwde grote oorlogen voorkomen. De Volkenbond stelde zogeheten mandaten in over delen van het voormalige Ottomaanse Rijk. Dat betekende dat Europese machten zoals Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de controle kregen over die gebieden.

Op 24 juli 1922 besloot de Volkenbond dat Palestina in de toekomst onafhankelijk zou mogen worden, maar dat het eerst vanaf september 1923 een gebied zou worden dat door het Verenigd Koninkrijk zou worden beheerd. In het besluit werd vastgelegd dat de Britse regering uitvoering zou geven aan de Balfour-verklaring vanwege ‘de historische verbinding van het Joodse volk met Palestina en voor de wederopbouw van hun nationale thuis in dat land.’ Tegelijkertijd stond in het besluit dat de belangen en rechten van de niet-joodse Palestijnen beschermd moesten worden.

In Palestina en de Arabische wereld heerste grote verontwaardiging omdat die ontwikkelingen werden gezien als een schending van de Britse belofte aan de emir van Mekka. De snel toenemende joodse immigratie leidde tot zorgen onder de Palestijnen dat de situatie zou leiden tot de oprichting van een joodse staat waar nauwelijks ruimte was voor de Palestijnse bevolking

Bron: Wikipedia

Opdracht 3

Beantwoord de volgende vraag.

Vraag 1: Waarom ontstond er verontwaardiging bij Palestina en de Arabische wereld?

De jaren ’30 en ’40

In het mandaatgebied Palestina (het gebied dat het huidige Israël, Gaza en de Westelijke Jordaanoever omvat) liepen het wantrouwen, de protesten en spanningen hoog op. Ze kwamen zo nu en dan tot uiting in gewelddadigheden over en weer, en in 1936-1939 in een grote opstand van de Palestijnen tegen de Britse overheersing en de joodse immigratie. Die was na de machtsovername door Hitler in Duitsland fors toegenomen. De opstand kostte duizenden mensen het leven, overwegend Palestijnen.

Bron: The Rights Forum

Het land zou bestuurd worden door zowel Palestijnen als joden. Er mochten de komende vijf jaar niet meer dan 75 duizend joodse immigranten naar Palestina komen. De Britten vonden dat, nu er meer dan 450 duizend joden naar Palestina waren geïmmigreerd, zij aan hun beloften in de Balfour-verklaring hadden voldaan.

Hoewel de Palestijnen het vooruitzicht van onafhankelijkheid en Brits vertrek verwelkomden, bleek dit geen effectieve oplossing te zijn. In zionistische kring werden de maatregelen beschouwd als verraad. Joodse terreurorganisaties antwoordden met (bom)aanslagen op overheidsinstellingen en Palestijnse burgers. Daarnaast steeg de joodse immigratie tot recordhoogte, als gevolg van het sluiten van veel Europese grenzen voor joodse vluchtelingen, gevolgd door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

Opdracht 4

Beantwoord de volgende vragen.

Vraag 1: Wat gebeurde er in het mandaatgebied Palestina in de jaren ’30 en ’40?
Vraag 2: Wat probeerden de Britten te bereiken met een nieuw plan waarin Palestina onafhankelijk moest worden en er een maximum aantal joodse immigranten was ingesteld?
Vraag 3: Wat maakte dat deze oplossing niet werd bereikt?

Verdelingsplan

Na de Tweede Wereldoorlog escaleerde de situatie verder, en in 1947 besloten de Britten hun mandaat op te geven. Ze verzochten de toen net opgerichte VN een plan voor de toekomst van Palestina op te stellen. De VN stelde het zogeheten Verdelingsplan voor: een joodse en een Arabische staat die naast elkaar zouden bestaan.

In het nieuwe Verdelingsplan omvatte de joodse staat 56 procent van het grondgebied van Palestina, hoewel de joden 33 procent van de bevolking van bijna 1,9 miljoen uitmaakten en zij niet meer dan 7 procent van de grond bezaten. Voor de Palestijnen, 67 procent van de bevolking, resteerde 43 procent. Jeruzalem en omgeving, de laatste één procent, zou onder internationaal bestuur komen.

De Palestijnen en de Arabische buurlanden wezen het voorstel af. Zij pleitten voor één gezamenlijke staat, die de gelijkheid en rechten van alle burgers garandeerde. De joodse bevolkingsgroep stemde in meerderheid met het Verdelingsplan in.

Ondanks de Palestijnse bezwaren stemde de Algemene Vergadering van de VN op 29 november 1947 in met het Verdelingsplan, in de vorm van resolutie 181. Door de ontwikkelingen die direct daarop volgden in Palestina is het Verdelingsplan echter nooit gerealiseerd.

Bron: Wikipedia

Opdracht 5

Vraag 1: Omcirkel/markeer het juiste antwoord:

  • Na de Tweede Wereldoorlog kwam er meer rust in de situatie.
  • Na de Tweede Wereldoorlog escaleerde de situatie verder.

Beantwoord de volgende vragen.

Vraag 2: Wat hield het Verdelingsplan in dat werd voorgesteld door de Verenigde Naties (de VN)?
Vraag 3: Hoe reageerden de Palestijnen en de Arabische buurlanden daarop?
Vraag 4: Waarom denk je dat ze zo reageerden?

De Nakba

Direct na het aannemen van resolutie 181 door de Algemene Vergadering gleed Palestina in snel tempo af naar een burgeroorlog. Joodse strijdgroepen, beter georganiseerd, getraind en bewapend dan de Palestijnse, begonnen een campagne die erop was gericht om zo veel mogelijk gebied met zo weinig mogelijk Palestijnse bewoners in handen te krijgen. De campagne beperkte zich niet tot het gebied van de joodse staat zoals die was afgesproken onder het Verdelingsplan en ging gepaard met moordpartijen.

Bron: The Rights Forum

Ook van Palestijnse zijde vonden gruwelijkheden plaats, maar die staan in geen verhouding tot de volledige ontwrichting van de Palestijnse samenleving die bekendstaat als de Nakba, de Ramp: tussen eind 1947 en de eerste dagen van 1949 werden ongeveer 750 duizend Palestijnen (bijna 60 procent van de bevolking) in een spiraal van geweld, terreur en vlucht van hun huizen en land verdreven. Velen kwamen in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever terecht, anderen vluchtten naar Libanon, Jordanië, Syrië of Egypte. Om hun terugkeer te voorkomen vernietigden de joodse strijdgroepen (en later het Israëlische leger) meer dan vierhonderd dorpen en stadswijken.

Zo’n 300 duizend Palestijnen waren al hun woonplaatsen ontvlucht toen er op 15 mei 1948 een einde kwam aan het Britse mandaat. Enkele uren eerder proclameerde de vooraanstaande joodse leider David Ben-Gurion de stichting van de staat Israël. Daarbij beriep hij zich op het Verdelingsplan van de VN, maar zonder zich aan de afgesproken grenzen te houden.

Opdracht 6

Beantwoord de volgende vragen.

Vraag 1: Waarop was de campagne van de joodse strijdgroepen gericht?
Vraag 2: Hielden zij zich aan deze campagne?
Vraag 3: Wat hield de volledige ontwrichting van de Palestijnse samenleving, de Nakba, in?

Oorlog

Op 15 mei vielen troepen uit Egypte, Syrië, Jordanië en Irak het voormalige mandaatgebied binnen in een poging het tij te keren. Israël wist de oorlog uiteindelijk te winnen. Dat kwam omdat de Arabische troepen niet goed samenwerkten, omdat ze niet goed uitgerust waren en omdat Israël door Europa van vliegtuigen en andere wapens werd voorzien.

Als reactie op de Nabka en de oorlog besloot de Algemene Vergadering van de VN op 11 december 1948 dat de gevluchte Palestijnen het recht hadden om terug te keren naar hun huizen. Niettemin weerhoudt Israël de vluchtelingen tot op de dag van vandaag van terugkeer.

De oorlog eindigde begin 1949 met een bestand. De Arabische troepen hadden twee gebieden in handen weten te houden. De Westelijke Jordaanoever kwam, inclusief het oostelijke deel van Jeruzalem, onder Jordaans bestuur. Jordaanse troepen zetten de joodse inwoners van Oost-Jeruzalem de grens over en vernietigden een groot aantal synagogen. Het tweede gebied onder Arabische controle was de kleine Gazastrook, die door Egyptische troepen werd gecontroleerd.

In plaats van 56 procent van Brits Palestina, zoals door de VN in het Verdelingsplan voorzien, beheerste Israël nu 78 procent van het voormalige mandaatgebied. Die situatie zou onveranderd blijven tot juni 1967, toen Israël in de Zesdaagse Oorlog zowel de Westoever als Gaza veroverde, en daarnaast de Sinaï-woestijn op Egypte (die in het kader van het vredesverdrag tussen beide landen in 1978 werd teruggegeven) en de Golan-hoogvlakte op Syrië. Daarmee was de basis gelegd voor de situatie zoals we die nu kennen. Israël heeft het volledige mandaatgebied in handen, de Palestijnen leven verspreid over de regio en de wereld.

Bron: Wikipedia

Opdracht 7

Opdracht 7

Beantwoord de volgende vragen.

Vraag 1: Hoe kon het dat Israël de oorlog uiteindelijk wist te winnen? Geef drie antwoorden.
Vraag 2: Welke twee gebieden wisten de Arabische troepen in handen te houden?
Vraag 3: Wat is vanaf 1967 de situatie die we nu kennen in het gebied?

Antwoorden van de opdrachten

De antwoorden van alle opdrachten zijn te vinden na de laatste les van de laatste lesmodule.

Hoofdstuk 2 – Onderzoek doen over Internationaal recht

Lesdoelen

  • De leerling kan in gegeven informatie iets opzoeken, selecteren en verzamelen.
  • De leerling kan met behulp van vragen aangeven welk oorzaak een bepaald gevolg heeft gehad voor een bepaalde partij binnen de kwestie Israël Palestina.
  • De leerling kan met behulp van een opdracht een onderzoek doen aan de hand van gegeven informatie over de kwestie Israël Palestina.

Belangrijke begrippen

  • Internationaal recht
  • De Verenigde Naties
  • De Conventies van Genève
  • Het Internationaal Strafhof
  • Oorlogsrecht
  • Kolonisering
  • Mensenrechten
  • Kinderrechten
  • Blokkade

Inleiding

Hieronder staat de tekst over Internationaal recht. Deze is verdeeld in verschillende delen.

Lees de tekst goed door. Deze heb je nodig om opdracht 1 te maken. De opdracht met vragen vind je onder de tekst.

2.1 Hoe is het internationaal recht ontstaan?

Vroeger werden conflicten tussen staten op het slagveld uitgevochten. De sterkste partij won, en kon zijn invloed uitoefenen over de verliezer. Vanaf de 17de eeuw werd het internationaal recht enigszins ontwikkeld. Toen in de 19de en 20ste eeuw oorlogen steeds bloediger werden ontstond er nieuw idee: conflict tussen staten moest voortaan door internationale organisaties worden opgelost. Die internationale organisaties moesten dat doen op basis van internationale afspraken. Die internationale afspraken hadden de vorm van afspraken tussen staten, die ook wel conventies, handvesten of statuten worden genoemd. Die afspraken zijn gedurende de afgelopen eeuw stuk voor stuk tot stand gekomen, en noemen we gezamenlijk het internationaal recht

Voorbeelden van deze verdragen van de Verenigde Naties zijn de Conventies van Genève en het Handvest van de Verenigde Naties, waarop de volkerenorganisatie in 1945 is gegrondvest. In het Handvest staat hoe de VN werkt, en zijn ook de rechten en plichten van de 193 lidstaten vastgelegd. Deze verdragen zijn bedoeld om schending van mensenrechten te voorkomen en om genocide en foltering te kunnen bestraffen.

Bovendien is het Handvest een verdrag waarmee de aangesloten landen instemmen met belangrijke grondbeginselen (dit zijn belangrijke afspraken) over hoe de landen met elkaar omgaan. Onder andere het verbod op het gebruik van geweld, de mensenrechten, en de soevereine gelijkwaardigheid van staten zijn daarin opgenomen. Soevereine gelijkwaardigheid van staten betekent dat alle 193 landen de baas zijn over hun eigen land, en in die zin gelijk aan elkaar zijn.

Bron: Wikipedia

Met al die verdragen zijn positieve stappen gezet, maar een probleem is dat ze niet altijd worden nageleefd. Ook is het vaak onduidelijk wat er moet gebeuren als landen de regels niet naleven. Veel verdragen hebben comités die toezicht moeten houden op de naleving. Maar er is geen internationale politie die de wetten handhaaft. Ook op dit terrein zijn in de loop der jaren wel stappen gezet. Zo bestaat sinds 2002 het Internationaal Strafhof, dat in staat is recht te spreken over een aantal afgesproken misdaden. Het Internationaal Strafhof behandelt oorlogsmisdaden die gepleegd zijn door individuen. Niet alle landen erkennen deze macht van het Internationaal Strafhof. Misdaden die in landen worden gepleegd die niet zijn aangesloten bij het Strafhof kunnen daar dan ook niet vervolgd worden.

2.2 Wat zegt het internationaal recht over Israël en Palestina?

Bij de kwestie-Palestina/Israël is geen sprake van twee partijen die in vergelijkbare mate inbreuk maken op elkaars rechten. De kern van de kwestie is de Israëlische bezetting van Palestijns gebied, die gepaard gaat met schendingen van rechten van de Palestijnse bevolking. Ook Palestijnen maken zich schuldig aan schendingen van het recht, maar dat staat in geen verhouding tot de Israëlische onderdrukking van miljoenen Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, in Oost-Jeruzalem en in Gaza.

2.3 Schending van het oorlogsrecht

Het klinkt misschien gek, maar tijdens een oorlog is er ook sprake van oorlogsrecht. Dit  zijn veel regels die bepalen hoe oorlog gevoerd mag worden. Die regels zijn er voor bedoeld om onnodig lijden zoveel mogelijk te voorkomen en burgers te beschermen tegen geweld. De belangrijkste regels staan in de Geneefse Conventies, die in de 19de en 20ste eeuw door een grote groep landen zijn samengesteld. Deze regels gelden ook voor een situatie waarin een land een ander land of gebied bezet, en zijn dus ook van toepassing op Israël en de Palestijnse bevolking. De bezetter is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het welzijn van de bezette bevolking, moet de veiligheid garanderen, en ervoor zorgen dat er genoeg levensmiddelen, medicijnen en medische faciliteiten zijn. Dit alles met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen binnen de samenleving, met name kinderen.

Bron: Rode Kruis

2.4 Illegale kolonisering

In de Geneefse Conventies is onder andere opgenomen dat landen gebied dat zij bezet hebben niet mogen koloniseren. Dit is in juli 2024 ook bevestigd door het Internationaal Gerechtshof in een adviesopinie (een uitleg van het internationaal recht, door de hoogste rechter). Het Internationaal Gerechtshof behandelt zaken die te maken hebben met conflicten tussen staten. Kolonisering betekent: het inlijven van gebied van een ander land bij hun eigen gebied. Daarbij hoort dat de bezetter van een gebied niet haar eigen bevolking naar dat gebied over mag brengen. Hoewel Israël zich ook aan deze regels moet houden is dat in de praktijk niet het geval.

Bron: The Rights Forum

Sinds 1967 vestigen zogeheten Israëlische kolonisten zich in het gebied dat volgens internationale afspraken van de Palestijnen is, en verdrijven daarbij de Palestijnen van hun land. Tegenwoordig wonen meer dan 700 duizend kolonisten in Palestijns gebied, in gemeenschappen die nederzettingen worden genoemd. De VN, en zelfs de meeste van Israëls bondgenoten, hebben keer op keer bevestigd dat de kolonisten zich illegaal in Palestijns gebied vestigen, en dat de aanwezigheid van de kolonisten het grootste obstakel is voor vrede.

2.5 De blokkade van Gaza

Israël heeft in 2008, 2012,2014, 2021 en 2023 grote militaire aanvallen in Gaza gedaan. Daarbij zijn veel burgers slachtoffers geworden en is er voor miljarden euro’s schade aan de Palestijnse economie en samenleving aangericht. Volgens het internationaal recht mag dat niet. Bij militaire operaties mogen burgers namelijk geen doelwit van geweld zijn. Bovendien moet aangerichte schade proportioneel zijn; dat wil zeggen dat de schade in verhouding moet staan tot het militaire voordeel dat ermee behaald wordt. Tijdens de oorlogen in Gaza was dat niet het geval.

Bron: Amnesty International

Na de machtsovername in Gaza door Hamas in juni 2007 richtte Israël een blokkade op. Deze blokkade betekent dat Israël de landsgrenzen (op de smalle grens met Egypte na) controleert. Ook heeft Israël op het grondgebied van Gaza een brede ‘bufferzone’ ingericht, die voor de Gazaanse bevolking verboden gebied is. Israël controleert dus wie Gaza in en uit mag. Daarnaast controleert Israël ook de zee bij Gaza, het luchtruim en de invoer van brandstof en elektriciteit. Hoewel Hamas in principe dus verantwoordelijk is voor de bevolking van Gaza, zijn ze in grote mate afhankelijk van Israël. Met de blokkade bepaalt Israël de levens van de 1,9 miljoen Gazanen, en kan Israël daarom als bezetter gezien worden.

In combinatie met de gevolgen van de drie Israëlische aanvallen sinds 2007, heeft de blokkade een permanente noodsituatie in Gaza doen ontstaan. Bijna tweederde van de Gazanen is aangewezen op een vorm van humanitaire hulp. Gaza heeft daarom de bijnaam ‘grootste openluchtgevangenis ter wereld’ heeft gekregen.

Bron: www.closedzone.com

2.6 Schendingen van mensenrechten

In 1948 is door de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen. De rechten die in deze overeenkomst zijn opgenomen gelden voor ieder mens, ongeacht waar ze zijn of wat de omstandigheden zijn. Al deze rechten bij elkaar noemen we dan ook mensenrechten. Voorbeelden van mensenrechten zijn het recht op leven en vrijheid, het verbod op marteling, het principe dat iedereen gelijk aan elkaar is, en dat mensen zich vrij mogen bewegen binnen de grenzen van het land waar ze wonen.

Bron: Verenigde Naties

In Israël en Palestina worden structureel mensenrechten geschonden. Bij de uitbreiding van de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever wordt bijvoorbeeld het recht op eigendom van de Palestijnse bevolking geschonden. Steeds meer grond die in bezit is van Palestijnen wordt ingenomen zodat daar Israëlische nederzettingen gebouwd kunnen worden, of om bestaande nederzettingen uit te breiden. Vaak woonden de Palestijnen die van hun land verdreven worden al generaties lang op dezelfde plek.

Ook het recht om je te verplaatsen binnen de grenzen van je eigen land wordt op grote schaal geschonden. De nederzettingen en de ‘Afscheidingsmuur’, de muur die langs een groot deel van de grens tussen Israël en de Westoever staat, belemmeren de bewegingsvrijheid van de Palestijnse bevolking in hoge mate. Datzelfde geldt voor de vele controleposten en wegversperringen op de Westoever. Deze en andere maatregelen belemmeren de toegang tot medische, onderwijs- en andere faciliteiten, en hebben een grote negatieve impact op de Palestijnse economie.

2.7 Palestijnse schendingen

Zowel Hamas als de Palestijnse Autoriteit (PA) maken zich daarnaast schuldig aan schendingen van de mensenrechten van de eigen bevolking. Er worden bijvoorbeeld journalisten en activisten opgepakt die kritiek hebben op de Palestijnse leiders, hun beleid of de veiligheidsdiensten. Soms worden zij zelfs mishandeld of gemarteld.

Sinds 2006 zijn er geen verkiezingen meer gehouden in de Palestijnse gebieden.

Bron: Onbekend

Nadat in 2006 Hamas de verkiezingen voor het Palestijnse parlement had gewonnen kwam de partij in conflict met de tweede grote partij Fatah. Het gevolg was dat Hamas de macht greep in Gaza, en Fatah de macht hield op de Westelijke Jordaanoever. De beide partijen hebben sindsdien weinig contact meer, en staan wantrouwig tegenover elkaar. Het gevolg is ook dat de Palestijnse burgers al negentien jaar nauwelijks inspraak hebben in de manier waarop hun gebieden bestuurd worden.

2.8 Vluchtelingen

De Palestijnse vluchtelingengemeenschap is een van de grootste ter wereld. Er zijn 5,3 miljoen geregistreerde Palestijnse vluchtelingen, en daarnaast nog een onbekend aantal niet geregistreerde vluchtelingen, op een totale bevolking van bijna 13 miljoen Palestijnen wereldwijd.

Zij zijn nakomelingen van de circa 750 duizend Palestijnen die in 1947-1949 in een spiraal van geweld, terreur en vlucht door joodse strijdgroepen van hun woonplaats werden verdreven. Deze gebeurtenis betekende de volledige ontworteling van de Palestijnse samenleving en economie, en wordt door Palestijnen de Nakba (de Catastrofe) genoemd. Het merendeel van de vluchtelingen kwam in kampen in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever terecht, de meeste anderen in de buurlanden Libanon, Jordanië en Syrië. In de Zesdaagse Oorlog van 1967 bezette Israël de Westoever, Oost-Jeruzalem en Gaza en werden nog eens circa 400 duizend Palestijnen verdreven. De helft van hen had ook in 1948 al moeten vluchten. Meer dan 90 procent van de vluchtelingen van 1967 belandde in Jordanië.

Bron: The Rights Forum

Het merendeel van de Palestijnse vluchtelingen leeft binnen een straal van honderd kilometer van hun voormalige woonplaatsen: in de bezette Palestijnse gebieden en in de buurlanden Libanon, Jordanië en Syrië. Zo’n 5,3 miljoen van hen staan geregistreerd bij de UNRWA, de VN-organisatie voor steun aan de Palestijnse vluchtelingen. Ruim 1,5 miljoen van hen leven nog altijd in vluchtelingenkampen. Dat zijn tegenwoordig geen tentenkampen meer, maar overvolle stadswijken met gebrekkige voorzieningen.

De omstandigheden waaronder de vluchtelingen leven verschillen van plaats tot plaats, maar over het algemeen leven zij in arme gemeenschappen waar basisbehoeftes als schoon water en eten schaars zijn. Met name in Gaza, op de Westelijke Jordaanoever en in Libanon (met name de uit Syrië gevluchte Palestijnen) zijn veel vluchtelingen nog steeds afhankelijk van voedselhulp om zelfs maar te overleven. In Syrië geldt momenteel voor velen hetzelfde.

2.9 Recht van Terugkeer

De vluchtelingen hebben op basis van het internationaal recht en de universele mensenrechten het recht op terugkeer naar hun voormalige woonplaatsen en/of compensatie van hun in beslag genomen en vernietigde eigendommen. Dat recht werd op 11 december 1948 bevestigd door de Algemene Vergadering van de VN, en wordt het Recht op Terugkeer genoemd.

Bron: Wikipedia

Israël heeft steeds geweigerd het recht van de vluchtelingen te respecteren. Premier Netanyahu stelde zelfs dat dit ‘van tafel’ moet voordat er over vrede kan worden gesproken. De Algemene Vergadering van de VN heeft het recht in de loop der jaren regelmatig bestempeld als een van de ‘onvervreemdbare rechten’ van de Palestijnen. Met andere woorden, het is een recht dat hen niet af kan worden genomen.

2.10 Kinderrechten

Naast hun mensenrechten, kunnen kinderen zich ook beroepen op een verzameling aan rechten die speciaal bedoeld zijn om hen te beschermen. Deze Kinderrechten zijn afspraken over hoe we met kinderen moeten omgaan. De afspraken gaan over je leven thuis en op school. Over wat je ouders voor je moeten doen en waar de overheid voor moet zorgen. Maar ze gaan ook over gevaren waar je tegen beschermd moet worden, zoals mishandeling en oorlog.

In het kort
Je hebt er recht op om veilig en gezond op te groeien. Je hebt recht op een naam en op ouders of andere verzorgers die je liefde en aandacht geven. Die je goed te eten, kleren en een veilig huis geven. En die ervoor zorgen dat je naar school gaat. Want naar school moet je. Dat is je recht, maar ook je plicht. Je gaat naar school om te leren over de wereld en om te ontdekken waar jij goed in bent en wat je leuk vindt. Ook heb je recht op vrije tijd om te spelen en uit te rusten. Je hebt het recht om je mening te geven. En als er iets vervelends met je gebeurt of als je ziek wordt, heb je recht op hulp en goede verzorging.

Voor alle kinderen
Kinderenrechten zijn er voor alle kinderen. Het maakt niet uit waar je vandaan komt, hoe je eruit ziet en of je rijk bent of arm. Sommige kinderen hebben een moeilijker leven dan anderen. Zij hebben recht op extra bescherming en hulp. Bijvoorbeeld kinderen met een beperking of kinderen van ouders die gevlucht zijn uit een land waar oorlog is.

Bron: School for rights

Waarom kinderrechten belangrijk zijn
Ongeveer een derde van alle mensen op de wereld is kind. Kinderen zijn afhankelijk van hun ouders en verzorgers. Gelukkig wel steeds minder, hoe ouder ze worden. Maar toch: als je afhankelijk bent, ben je iets kwetsbaarder. Kinderen kunnen bijvoorbeeld niet zelf woonruimte regelen (je mag van de wet niet zelf een huurcontract tekenen). Ook zijn kinderen iets vatbaarder voor sommige ziektes.

Bovendien kunnen kinderen zichzelf nog niet altijd goed beschermen of verdedigen. Kinderrechten zijn dus heel belangrijk, omdat kinderen nog in ontwikkeling zijn en daarbij afhankelijk zijn van de liefde, zorg en aandacht van volwassenen.

Die volwassenen moeten ervoor zorgen dat die zorg, liefde en aandacht er voor kinderen is. Voor veel volwassenen is dat gelukkig vanzelfsprekend. Maar dat geldt helaas niet voor allemaal. Daarom is het goed dat de extra bescherming die kinderen nodig hebben, zijn opgeschreven in het ‘Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind’.

Bron: Onbekend

Wat is het ‘Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind’?
Op 20 november 1989 namen de Verenigde Naties het ‘Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind’ aan. In dit Kinderrechtenverdrag staan 54 artikelen met afspraken over de rechten van kinderen en jongeren tot 18 jaar. Bijna alle landen in de wereld zijn partij bij het Kinderrechtenverdrag. Nederland ook, sinds 1995. Als een land partij is bij het verdrag moet het zich aan de regels houden die in het verdrag staan. En alle wetten van een land moeten zo worden aangepast dat alles klopt met wat er in het verdrag staat.

Bron: Unicef

Opdracht 1: Onderzoek doen

Deze opdracht is een onderzoeksopdracht. Je moet onderzoek doen naar een specifiek deel van het Internationaal recht. Gebruik daarvoor de tekst van Hoofdstuk 2.

Hoofdstuk 2 bestaat uit tien onderdelen:

  1. Hoe is het internationaal recht ontstaan?
  2. Wat zegt het internationaal recht over Israël en Palestina?
  3. Schending van het oorlogsrecht
  4. Illegale kolonisering
  5. De blokkade van Gaza
  6. Schendingen van mensenrechten
  7. Palestijnse schendingen
  8. Vluchtelingen
  9. Recht van Terugkeer
  10. Kinderrechten

Het doel
Aan het eind van jullie onderzoek kun je samen met de hele klas vertellen wat jullie ideeën zijn om bij te dragen aan vrede in Israël Palestina.

Lesdoelen

  • De leerling kan in gegeven informatie iets opzoeken, selecteren en verzamelen.
  • De leerling kan met behulp van vragen de situatie van Internationaal recht met betrekking tot Israël Palestina expliciteren.
  • De leerling kan met behulp van de fasen van ethische reflectie komen tot een situatie van vrede voor Israël Palestina.

Lesdoelen

  • De leerling kan in gegeven informatie iets opzoeken, selecteren en verzamelen.
  • De leerling kan met behulp van vragen de situatie van Internationaal recht met betrekking tot Israël Palestina expliciteren.
  • De leerling kan met behulp van de fasen van ethische reflectie komen tot een situatie van vrede voor Israël Palestina.

De opdracht

In een groep van vier leerlingen

  1. Vorm een groep van vier leerlingen.
  2. Wie zitten er in jouw groep?
  3. Neem het Word bestand dat bij deze opdracht hoort: ‘Hoofdstuk 2, opdracht 1’. Geef in dat Word bestand de antwoorden op de vragen.
  4. Lees samen het hoofdstuk dat jullie hebben gekozen.
  5. Bespreek samen waar de teksten over gaan.
  6. Schrijf op in het Word bestand:
    1. Wie komen er voor in de tekst?
    2. Welke organisaties komen voor in de tekst?
    3. Wat zeggen ze of wat doen ze?
    4. Over welke rechten gaat het in de tekst?
    5. Wat voor schendingen worden in de tekst beschreven?
    6. Hoe moeten de rechten ervoor zorgen dat de schendingen niet gebeuren?
  1. Bij deze tekst kunnen er allerlei vragen bij je opkomen. Welke vragen komen er bij jullie op?
  2. Kijk nog eens naar de Universele verklaring voor de rechten van de mens. Deze mensenrechten gelden voor iedereen. Bedenk samen: waarom zijn deze mensenrechten nodig?
  3. Wat zou Palestina kunnen doen om de mensenrechten na te leven? Noem drie tot vijf dingen. Tip: lees de tekst van hoofdstuk 2, maar jullie mogen het ook zelf verzinnen.
  4. Wat zou Israël kunnen doen om de mensenrechten na te leven? Noem drie tot vijf dingen. Tip: lees de tekst van hoofdstuk 2, maar jullie mogen het ook zelf verzinnen.

Met de hele klas

  1. Zorg voor één overzicht van alle vragen en antwoorden in één overzicht (zie het invulblad).
  2. Bespreek nu met elkaar de volgende vragen:
    1. Welke rechten worden er geschonden door Israël?
    2. Wat kan/moet Israël doen om mensenrechten na te leven?
    3. Welke rechten worden er geschonden door Palestina?
    4. Wat kan/moet Palestina doen om mensenrechten na te leven?
    5. Wat moet er gebeuren om vrede te creëren in Israël Palestina?

Hoofdstuk 3 - De weg van de journalistiek:
van situatie tot achtuurjournaal

Lesdoelen

  • De leerling kan in eigen woorden een standpunt geven.
  • De leerling kan een eigen standpunt in eigen bewoording onderbouwen met minstens één argument.
  • De leerling kan in eigen woorden uitleggen hoe het komt dat de kijker niet naar objectief/betrouwbaar nieuws kan kijken als het gaat over de kwestie Israël Palestina.
  • De leerling kan zich presenteren voor de groep als een nieuwslezer of verslaggever.

Groepjes

Verdeel de klas in groepen van vier tot zes leerlingen:

  • Twee nieuwslezers
  • Twee verslaggevers met het ene verhaal
  • Twee verslaggevers met het andere verhaal

Er kan ook worden gekozen uit een groep van vier leerlingen:

  • Twee nieuwslezers
  • Twee verslaggevers

Deel 1: Het verslag

Volg de volgende stappen:

Ga met de groep bij elkaar zitten.

Hieronder staan een aantal voorbeeldvragen. Deze kan je gebruiken om de gebeurtenis goed te bespreken. Let op: de vragen zonder sterretje dienen als tip. Je hoeft ze niet allemaal te gebruiken en jullie mogen ook eigen vragen toevoegen.

  1. Ga naar een bron waar je nieuws vandaan kunt halen. Bijvoorbeeld: de NOS, een krant of dagblad of een radio uitzending. Let op: het mag geen sociale media zijn. Kies samen één nieuwsbericht dat jullie willen gebruiken.
  2. Bestudeer samen het nieuwsbericht dat jullie hebben gekozen. Schrijf op:
  • Wat is er gebeurd?*
  • Wie waren er betrokken?*
  • Op welke plek gebeurde het?*
  • Wanneer of hoe lang geleden gebeurde het? In de ochtend, middag, avond en/of nacht?*
  • Wie heeft wat teweeggebracht bij wie?
  • Wat waren de gevolgen hiervan?
  • Waarom is dit gebeurd?
  • Hoe heeft men het aangepakt?

      3. Nieuwslezers:

Neem een aantekenblad of een Word bestand. Noteer de gegevens in een verslag. De nieuwslezers zullen dit verslag in de uitzending voorlezen.

      4. Verslaggevers:

Ga dieper in op de specifieke situatie in het gebied van de gebeurtenis. Maak hier aantekeningen van. Doe voor de camera verslag met behulp van deze aantekeningen. Schrijf het zo dat een kijker van het journaal het kan begrijpen. Wees creatief: De verslaggevers mogen er ook voor kiezen dat één persoon de andere persoon interviewt voor de camera.

Deel 2: Het journaal

Zet het volgende klaar:

  • Tafels en stoelen, dit is de studio. Zet deze tegenover het publiek.
  • Een open plek waar de verslaggevers kunnen staan: niet direct naast het publiek en de studio maar wel duidelijk zichtbaar en verstaanbaar.

Tijd:

Per journaal zijn er twee minuten nodig om klaar te gaan staan/zitten en vijf minuten om het journaal uit te zenden. Gebruik daarvan ongeveer 3 minuten voor de nieuwslezers en 2 minuten voor de verslaggevers. Let op: als er een groep is van zes leerlingen waarvan vier verslaggevers, gebruik dan 1,5 minuut per verslag.

Zend de uitzending van het journaal uit. Denk eraan dat het publiek (de klas), via TV naar jullie kijkt. Verwelkom de kijker, geef jullie verslag en geef duidelijk aan wanneer de verslaggevers in beeld komen. Stel een vraag aan de verslaggevers zodat voor de kijker duidelijk is dat jullie hen de aandacht geven.

Verslaggevers: doe jullie verslag. Geef daarna weer duidelijk de aandacht terug aan de nieuwslezers. Nieuwslezers: rond het journaal af.

Tip: Bekijk vooraf een journaal van een paar minuten om te zien hoe het journaal wordt aangepakt.

Deel 3: Napraten

Behandel samen de volgende vragen.

  1. In de vorige hoofdstukken heb je kunnen lezen dat er verschillende perspectieven zijn van waaruit je kunt beredeneren. Bijvoorbeeld: het verhaal vanuit de Palestijnen of het verhaal vanuit de Israëliërs. Of: Vanuit het perspectief van de bevolking of vanuit het perspectief van het landsbestuur.
    Vanuit welk perspectief is er gesproken in het journaal? Leg je antwoord uit.
  2. Hebben journalisten een bepaalde kant van het conflict gekozen? Leg je antwoord uit.

Behandel de volgende vragen eerst zelf.

Over rol van publiek, verslaggever of nieuwslezer

  1. Kies de rol van waaruit je de meeste betekenis kon geven aan de lesactiviteit: publiek, verslaggever of nieuwslezer. Markeer deze rol: Publiek | Verslaggever | Nieuwslezer.
  2. Hoe komt het dat je vanuit deze rol de meeste betekenis kon geven aan de lesactiviteit? Leg je antwoord uit.

In de rol van verslaggever/journalist

  1. Wat denk jij? Hoe makkelijk of moeilijk is het om vanuit de regio Israël Palestina verslag te doen als verslaggever? Geef het een cijfer van 0 t/m 10 (0 = heel makkelijk, 10 = heel moeilijk). Leg je antwoord uit.
  2. Wat zijn volgens jou zaken waar journalisten mee te maken krijgen in hun werkzaamheden in de regio Israël Palestina?
  3. Hoe zou jij het vinden om als journalist met deze zaken bezig te zijn? Leg je antwoord uit.

Hoe vind jij het?

  1. Noem twee tot vijf woorden die in jou opkomen bij het behandelen van dit onderwerp.
  2. Waarom heb je deze woorden genoemd? Leg per woord uit wat het voor jou betekent.
  3. Hoe vind je het om bezig te zijn met dit onderwerp (het conflict Israël, Palestina en de gebeurtenissen die plaatsvinden)?

Praat nu samen met de klas na over deze vragen.

Antwoorden

Hoofdstuk 1 – Israël Palestina, wat er gebeurde

Opdracht 1 antwoorden

Beantwoord de volgende vragen.

Vraag 1: Wat voor beweging is het zionisme?
Antwoord: Een beweging die pleitte voor een veilige, joodse staat.

Vraag 2: Welke twee redenen zijn er voor de joden om zich te vestigen in Palestina?
Antwoord:

  1. Dit was volgens de bijbel beloofd door God aan Abraham en zijn nakomelingen.
  2. Herzl pleitte dat ‘Palestina ons onvergetelijke historische thuis’ is. De naam alleen al zou een enorm ontroerende collectieve oproep voor de mensen/Israëliërs zijn.

Vraag 3: Hoe was de sfeer tussen de joodse Palestijnen en hun islamitische en christelijke buren rond 1880?
Antwoord: Over het algemeen was de sfeer goed.

Opdracht 2 Antwoorden

Vraag 1: Onder welke leider viel Palestina tussen 1914 en 1918?
Antwoord: De emir van Mekka

Vraag 2: Wat voor afspraak maakte het Verenigd Koninkrijk met Frankrijk in mei 1916?
Antwoord: Ze maakten een afspraken over de onderlinge verdeling van dezelfde gebieden in het Midden-Oosten na de val van het Ottomaanse Rijk. (Deze afspraak heet de Sykes-Pcot-overeenkomst.)

Vraag 3: Van welke afspraak mochten ‘de niet-joodse gemeenschappen’ in Palestina niet de dupe worden?
Antwoord: Om een staat in Palestina in te richten die voor de joden ingericht zou worden. (de Balfour-verklaring).

Opdracht 3 Antwoord

Vraag 1: Waarom ontstond er verontwaardiging bij Palestina en de Arabische wereld?
Antwoord: Omdat die ontwikkelingen werden gezien als een schending van de Britse belofte aan de emir van Mekka.

Opdracht 4

Vraag 1: Wat gebeurde er in het mandaatgebied Palestina in de jaren ’30 en ’40?
Antwoord: In de mandaatgebieden liepen het wantrouwen, de protesten en spanningen hoog op (tot gewelddadigheden).

Vraag 2: Wat probeerden de Britten te bereiken met een nieuw plan waarin Palestina onafhankelijk moest worden en er een maximum aantal joodse immigranten was ingesteld?
Antwoord: Om weer rust te scheppen tussen de Palestijnen en de joden.

Vraag 3: Wat maakte dat deze oplossing niet werd bereikt? Geef twee antwoorden.
Antwoord:

  1. Omdat in Zionistische kringen deze oplossing als verraad werd gezien.
  2. Daarnaast steeg de joodse immigratie tot recordhoogte vanwege het sluiten van veel Europese grenzen en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

Opdracht 5 Antwoorden

Vraag 1: Omcirkel/markeer het juiste antwoord:

  • Na de Tweede Wereldoorlog kwam er meer rust in de situatie.
  • Na de Tweede Wereldoorlog escaleerde de situatie verder.

Vraag 2: Wat hield het Verdelingsplan in dat werd voorgesteld door de Verenigde Naties (de VN)?
Antwoord: Een joodse en een Arabische staat die naast elkaar zouden bestaan. (De joodse staat zou 56 procent van Palestina omvatten en de Arabische staat zou 43 procent omvatten).

Vraag 3: Hoe reageerden de Palestijnen en de Arabische buurlanden daarop?
Antwoord: Zij wezen het voorstel af. (Zij pleitten voor een één gezamenlijke staat die gelijkheid van rechten en burgers garandeerde.)

Vraag 4: Waarom denk je dat ze zo reageerden?
Antwoord: Eigen mening met argumenten van de leerling.

Opdracht 6 antwoorden

Vraag 1: Waarop was de campagne van de joodse strijdgroepen gericht?
Antwoord: Deze campagne was erop gericht om zo veel mogelijk gebied met zo weinig mogelijk Palestijnse bewoners in handen te krijgen.

Vraag 2: Hielden zij zich aan deze campagne? Leg je antwoord uit.
Antwoord: Nee, de campagne beperkte zich niet tot het gebied van de joodse staat. (en ging gepaard met moordpartijen).

Vraag 3: Wat hield de volledige ontwrichting van de Palestijnse samenleving, de Nakba, in?
Antwoord: Tussen eind 1947 en 1949 werden ongeveer 750 duizend Palestijnen in een spiraal van geweld, terreur en vlucht van hun huizen en land verdreven.

Opdracht 7 Antwoorden

Vraag 1: Hoe kon het dat Israël de oorlog uiteindelijk wist te winnen? Geef drie antwoorden.
Antwoorden:

  • omdat de Arabische troepen niet goed samenwerkten
  • omdat ze niet goed uitgerust waren
  • omdat Israël door Europa van vliegtuigen en andere wapens werd voorzien.

Vraag 2: Welke twee gebieden wisten de Arabische troepen in handen te houden?
Antwoorden:

  • De Westelijke Jordaanoever, inclusief het oostelijke deel van Jeruzalem
  • De kleine Gazastrook

Vraag 3: Wat is vanaf 1967 de situatie die we nu kennen in het gebied?
Antwoord: Israël heeft het volledige mandaatgebied in handen, de Palestijnen leven verspreid over de regio en de wereld.

Bronnen en naslagwerk

  1. The Rights Forum. (2020). Onderwijsproject Rechtvaardige Vrede in het Midden-Oosten. Verkregen van: The Rights Forum.
  2. (maart 2024). Conceptkerndoelen Burgerschap en Digitale Geletterdheid. Amersfoort: SLO.

Colofon

  1. Dit is een uitgave van Map out in samenwerking met The Rights Forum. Alle rechten voorbehouden ©. Voor meer informatie, neem contact op met The Rights Forum (www.rightsforum.org) of Map out (www.mapout.nl).