Bewust helpen om iemands probleem
op te lossen

Doelgroep:
Voortgezet onderwijs alle klassen

Tijd: 
7 lessen van 50 – 60 minuten

Nodig:
Zie de lessen

Leerdoelen:

  • De leerling kan in eigen woorden vertellen wat een maatschappelijk vraagstuk met hem/haar/hen doet.
  • De leerling kan vragen stellen die de context van een probleemsituatie verhelderen.
  • De leerling kan een praktische maatschappelijk toepasbare oplossing bieden voor het probleem.
  • De leerling kan in eigen woorden vertellen wat een goede bedoeling van iemand/een organisatie met hem/haar/hen doet.
  • De leerling kan contact maken met vreemde mensen en hen uit nieuwsgierigheid vragen wat hen beweegt.

Luisteren, vragen en een probleem oplossen

Inleiding

Deze lesmodule gaat over het beleven van een maatschappelijk probleem. Iemand vertelt wat het probleem is, en wat er in de maatschappij gebeurt. Samen ga je op onderzoek uit om het maatschappelijke probleem op te lossen. Dit doe je aan de hand van luisteren, vragen stellen en een oplossing zoeken met het probleem. Om dit te kunnen doen kijk je rond in je omgeving. Welke organisaties zijn er die je kunnen helpen om het probleem op te lossen? Denk aan informatie ophalen bij de bibliotheek. Of een voorlichtingsbureau zoals het COC.

De lesmodule is logisch en in stappen opgebouwd. We beginnen bij iemand met een probleem. Hoe kom je erachter wat het probleem is? Door goed te kunnen luisteren, de juiste vragen te kunnen stellen en vervolgens te zoeken naar een oplossing.

Les 1: Introductie, iemand met een probleem

Activiteit 1: Iemand met een probleem

Deze les starten we met de reden waarom je zou willen luisteren en vragen stellen. Hierbij gaat het om een probleem van iemand. Bijvoorbeeld: Iemand voelt zich geen onderdeel van de samenleving. Of iemand kan niet van plek A naar plek B komen. Het is aan jou om goed te luisteren naar wat het probleem is, en vervolgens om met een oplossing te komen. Dat doe je natuurlijk niet alleen. Samen met de hele klas pak je het aan en los je het op.

Oefening 1: Iemand met een probleem

  1. Doe deze oefening samen.
  2. Zoek naar maatschappelijke organisaties. Maak een lijst met organisaties die iets doen voor andere mensen, de maatschappij, dieren of natuur. Tip: Kijk eerst naar de gemeente (dichtbij) en daarna naar Nederland (ver weg).
  3. Kies met elkaar drie organisaties en schrijf ze op het bord.
  4. Bespreek met elkaar: 
  5. Wie helpen ze?
  6. Waarom zouden ze helpen? Tip: kijk naar de informatie op de website.
  7. Waarom zouden deze mensen geholpen moeten worden? 
  8. Hoe worden ze daar beter van?

Les 2: Ik luister!

Activiteit 1: Ik luister

Deze les starten we met luisteren. Wat is luisteren? Wanneer luister je goed naar iemand?

Goed luisteren is belangrijk, omdat je de informatie krijgt die je nodig hebt. Maar er zijn nog andere redenen: je laat iemand zien dat je persoon echt hoort en erkent. Je hebt door goed te luisteren echt contact met elkaar.

Oefening 1: Ik luister

Volg de volgende stappen.

  1. Maak tweetallen.
  2. Persoon A: Vertel iets. Bijvoorbeeld wat het ontbijt die dag was. Of welke muziek hij/zij leuk vindt.
  3. Persoon B: Luister en stel er een vraag over. Bijvoorbeeld: Hoeveel tijd heb je genomen om te ontbijten? Of: Hoe heb je deze muziek ontdekt?
  4. Wissel van rol en herhaal de opdracht.
  5. Bespreek samen: Wat ben je van elkaar te weten gekomen? Weet je nu alles? Zijn er nog meer dingen waar je achter kunt komen? Welke vragen zou je nog meer kunnen stellen?

Een doel bij luisteren

De volgende oefening gaat over een doel bij het luisteren. Een doel is iets wat je wil bereiken. Bijvoorbeeld: Ik wil te weten komen of mijn klasgenoot muziek belangrijk vindt. Of: Ik wil te weten komen waarom mijn klasgenoot geen vlees eet. In de volgende oefening leer je daar meer over.

Oefening 2: Ik weet waar ik naar moet luisteren

Volg de volgende stappen.

  1. Vorm dezelfde tweetallen als bij oefening 1.
  2. Herhaal samen wat jullie hebben verteld.
  3. Neem een momentje voor jezelf: wat zou je nog meer willen weten? Schrijf die vraag op.
  4. Schrijf nu twee makkelijkere vragen op. Deze vragen zijn als voorbereiding op de echte vraag. Bijvoorbeeld:
  • Welke muziek luister je?
  • Sinds wanneer luister je regelmatig naar muziek?
  • Wat maakt muziek zo belangrijk voor je?
  1. Schrijf nu de drie vragen op die je aan je klasgenoot wil stellen. Dus: twee makkelijke vragen en daarna de echte vraag.
  2. Stel de vragen aan elkaar en schrijf de antwoorden op.

Oefening 3: Luistertechniek

Volg de volgende stappen.

  1. Vorm nieuwe tweetallen.
  2. Kies per tweetal een plek in het lokaal. Zorg voor ruimte tussen elk tweetal. Ga per tweetal op de stoelen met de ruggen tegen elkaar zitten.
  3. Persoon A: Lees onderstaand verhaaltje voor. Persoon B: Luister goed naar het verhaaltje van persoon A.
  4. Persoon B: Probeer nu zo goed als je kunt het verhaaltje van persoon A na te vertellen. Wat is er allemaal gebeurd?
  5. Persoon A: Vertel wat persoon B goed heeft verteld. Vul eventueel aan of corrigeer als het nodig is.
  6. Wissel van rol en herhaal stap 3 t/m 5.

Oefening 4: Luisteren naar een persoonlijk verhaal

  1. Blijf in dezelfde tweetallen.
  2. Pak een pen en een papier. Denk aan wat je allebei hebt verteld bij oefening 2. Wat voor antwoorden heb je gegeven op de echte vraag.
  3. Schrijf dit antwoord nu in een klein verhaal van 3 tot 5 zinnen.
  4. Ga weer met de ruggen tegen elkaar zitten.
  5. Persoon A: Lees jouw verhaal voor. Persoon B: Luister goed naar het verhaal, zonder te schrijven.
  6. Persoon B: Probeer nu zo goed als je kunt het verhaal van persoon A na te vertellen.
  7. Persoon A: Vertel wat persoon B goed heeft verteld. Vul eventueel aan of corrigeer als het nodig is.
  8. Wissel van rol en herhaal stap 5 t/m 7.

Les 3: Soorten vragen

Activiteit 1: Ik stel vragen

In de vorige les heb je geleerd om goed te luisteren en vragen te stellen. Deze les leer je om je vragen meer met een doel te stellen. Met je vragen wil je dus bereiken dat je meer gerichte informatie kunt krijgen.

Oefening 1: Ik stel vragen

Kijk samen naar de afbeelding.

  1. Wat komt er in je op als je ernaar kijkt?
  2. Zijn er (ook) vragen die in je opkomen? Zo ja, welke vragen? Schrijf ze op.
  3. Welke vragen hebben de mensen in je klas? Schrijf deze ook op.

Verschillende soorten vragen

Er zijn verschillende soorten vragen die je kunt stellen. Daarover gaat de volgende informatie.

Gesloten vragen:
Dit zijn vragen die je alleen maar met ‘ja’ of ‘nee’ kunt beantwoorden. Bijvoorbeeld: ‘Heb je ontbeten vanmorgen? Het antwoord is ‘ja’ of ‘nee’. Of: ‘Ben je na dit uur al uit?’ Ook hier is het antwoord ‘ja’ of ‘nee’.

Open vragen:
Dit zijn vragen die iemand uitnodigen om een eigen antwoord te geven. Dat kan van alles zijn. Bijvoorbeeld: ‘Hoe ziet jouw ochtendritueel eruit?’ Het antwoord kan zijn: ‘Ik sta om 7:00 uur op, dan douche ik, dan ontbijt ik met twee boterhammen en dan stap ik op de fiets.’ Maar het kan ook zijn: ‘Mijn ochtendritueel verschilt nog wel eens. Soms blijf ik wel een half uur in mijn bed liggen en moet ik daarna haasten!’ Je ziet: Het antwoord van iemand kan alle kanten op gaan.

Suggestieve vragen:
Dit zijn vragen waar iemand al een antwoord in verwerkt. Bijvoorbeeld: ‘Vind jij ook niet dat het slecht is om geen ontbijt te eten in de ochtend?’ Of: Vind jij ook niet dat school moet zorgen voor ontbijt in de ochtend?’ Je ziet duidelijk dat de persoon die vraagt een antwoord verwacht. Welk antwoord zou jij geven?

Oefening 2: Soorten vragen

Sandra heeft het volgende probleem: Ze is haar mobiele telefoon kwijt. Beantwoord de volgende vragen om haar te helpen.

  1. Bedenk twee voorbeelden van gesloten vragen.
  2. Bedenk twee voorbeelden van open vragen.
  3. Bedenk twee suggestieve vragen.

De beste oplossing

Het is al eerder gezegd: Door middel van vragen stellen wil je iets bereiken. Bijvoorbeeld: Ik wil te weten komen of mijn klasgenoot muziek belangrijk vindt. Maar in deze module leer je eigenlijk iets groters. Met de vragen die je stelt wil je te weten komen wat de beste oplossing is voor een probleem. Dat is wat je samen wil bereiken. Om dat te kunnen bereiken, zijn er kleinere doelen die je ook moet bereiken. Kleine doelen leiden je naar een groter doel.

Het grote doel is: de beste oplossing bedenken voor een probleem van iemand.

Oefening 3: Doel van vragen

Vragen kunnen helpen om een doel te bereiken. In oefening 2 heb je vragen gesteld die Sandra helpen om haar mobiele telefoon weer te vinden. 

  1. Vorm tweetallen.
  2. Bedenk zelf een probleem waar iemand je bij kan helpen. Of misschien had je laatst nog een probleem waar iemand je bij heeft geholpen. Dit mag niet heel groot of persoonlijk zijn. Schrijf het op.
  3. Welke vragen zouden kunnen helpen om het probleem op te lossen? Bijvoorbeeld: ‘Waar heb je je sleutels voor het laatst gezien?’ Of: ‘Wat zou je tegen [naam] willen zeggen?’ Schrijf twee vragen op.
  4. Geef jouw vragen aan je klasgenoot. Vertel nu het probleem aan jouw klasgenoot.
  5. Jouw klasgenoot stelt de vragen.
  6. Geef antwoord op de vragen.
  7. Bespreek samen: Zijn dit vragen die je kunnen helpen?
  8. Zo nee, verander de vragen en doe stap 4 t/m 7 opnieuw.
  9. Wissel van rol en herhaal stap 4 t/m 8.

Les 4: Mooie momenten komen vanzelf

Inleiding

Elke dag gebeuren er allerlei dingen in de wereld. Mensen zijn blij of juist niet, zijn ziek of gezond, helpen iemand of juist niet. Wat mensen doen, heeft een gevolg voor andere mensen. Daar kun je ook een woord aan koppelen: Solidariteit. Dit betekent dat je elkaar ziet en elkaar helpt. Je kunt meeleven met wat een ander voelt of beleeft. Bekijk deze video om daar een voorbeeld van te zien.

Oefening 1:

  1. Wat is solidariteit volgens het filmpje?
  2. In Nederland wordt bewust ruimte gemaakt voor solidariteit. Leg uit hoe mensen solidair kunnen zijn voor jou.
  3. Hoe kun jij solidair zijn naar andere mensen? Geef een voorbeeld.

Activiteit 1: Actie met de tandems!

Ook kun je kijken naar onderstaand verhaal van Merijn Ruis. Hij heeft met zijn vriend Loek van Nederland naar Turkije gefietst. Onderweg maakten ze allerlei avonturen mee. Hieronder lees je over hun ervaring waarbij ze een man en een blinde vrouw hebben geholpen door samen rijden op een tandem. Een tandem is een lange fiets waar je met z’n tweeën op kunt fietsen.

“Een lesje in controle loslaten… Terwijl we even stilstaan op een druk kruispunt in Istanbul worden we aangesproken door een grote man met een imposante baard en een vriendelijke uitstraling. Hij vertelt iets over tandems en vraagt ons of we mee willen komen. Hij pakt zijn scooter en gebaard ons hem te volgen.. Daar laat hij ons een container zien waar een stuk of 15 tandems gestald zijn.

We waren er al van ondersteboven dat we er in Griekenland een hebben kunnen vinden, maar dit slaat toch wel echt alles. De tandems worden gebruikt zodat mensen met een handicap toch kunnen fietsen en hij werkt daar als vrijwilliger.

Die avond is er een tocht waarbij ze met fietsen het verkeer gaan ophouden als protest tegen gevaarlijk rijgedrag van automobilisten. Hij vraagt of we mee willen. Die avond zou hij met een meisje dat niet kan zien gaan fietsen, maar hij stelt voor dat zij anders bij Loek achterop gaat en ik bij hem. Op naar een nieuw avontuur dus! We pikken het meisje op. Ze heeft een geweldige kijk op de wereld. Ze doet meerdere studies tegelijkertijd en verteld dat ze in haar eentje in Europa is gaan liften, en dat terwijl ze niets ziet. Mensen helpen je vanzelf verteld ze. Of ze dan nooit bang is dat het misgaat? ‘Nee hoor, zegt ze nuchter. Het gaat altijd goed.’

Tijdens de toch zelf sta ik doodsangsten uit; Ik glijd de hele tijd half van het zadel van de tandem af en mijn bestuurder fietst wild gebarend door het verkeer, laat auto’s stoppen met zijn handgebaren, neemt de telefoon op terwijl hij aan het fietsen is en fietst erg hard om anderen in te halen. Een ding is duidelijk. Deze man is als een vis in het water in het drukke verkeer! Ook Loek heeft een spannende avond want hij voelt zich erg verantwoordelijk voor het meisje achterop.. en dan na wat een eeuwigheid duurde en waarschijnlijk nog geen uur was zijn we op onze eindbestemming. We hebben het overleefd. En ookal was het ritje vrij ongemakkelijk, zou ik zo weer meegaan!”

Op de foto van links naar rechts: Merijn, de grote man, het blinde meisje, Loek

Oefening 2:

  1. Wat maken Merijn en Loek mee in dit verhaal?
  2. Wat is het verhaal van de man en het blinde meisje?
  3. Op welke manier helpen Merijn en Loek de man en het blinde meisje?
  4. Waarom fietsen Merijn en Loek naar Istanboel?
  5. Hoe vind je het om dit verhaal te lezen? Wat doet het met jou?
  6. Zijn er bepaalde gedachten, ideeën of wensen in jou naar boven gekomen? Vertel erover.
  7. Bedenk samen nieuwe gedachten, wensen of acties die je kunt doen voor de man en het blinde meisje.

Les 5: In actie

Inleiding

De afgelopen lessen gingen over het stellen van goede vragen en een actie verrichten om mensen te helpen. Wat kunnen redenen zijn om iemand te helpen? Wanneer is iets persoonlijk? En wanneer raakt een probleem meerdere mensen in de samenleving? Daarover gaat deze les.

Oefening 1: Persoonlijke problemen

Kijk naar de situaties hieronder. Zijn het persoonlijke problemen of problemen van meerdere mensen in de samenleving? Zet ze in de kolom waar jij vindt dat het probleem hoort. Laat de derde en vierde kolom nog even leeg.

  1. In de zomer is mijn slaapkamer te warm.
  2. Ik heb griep.
  3. We kunnen nog maar net onze huur betalen.
  4. Mijn opa woont in IJmuiden en heeft een probleem met ademen.
  5. Ik kan me niet uiten vanwege mijn geaardheid.
  6. Er komen vluchtelingen in de plaats waar ik woon.
  7. In de winter is mijn slaapkamer te koud.
  8. Mijn moeder verdient voor hetzelfde werk minder dan mijn vader.
  9. Mijn oma heeft een probleem met ademen door slechte longen.

Persoonlijke problemen

Problemen van meerdere mensen in de samenleving

Ik wil helpen

Ik kan helpen

 

 

 

 

Oefening 2: Helpen

Kijk nog eens naar de problemen hierboven en beantwoord daarna de volgende vragen.

  1. Vul voor jezelf de derde en vierde kolom in.

Wat je nu gaat doen, heet brainstormen. Dat is op een handige manier het opschrijven van alles wat in je opkomt over een onderwerp. Dit kun je heel goed samen doen. De Vakkanjers leggen dat voor je uit. 

  1. Bekijk de video: Vakkanjers – Mindmap maken.
  2. Maak groepjes of doe de oefening met de hele klas. Gebruik per groepje een groot blad en schrijfgerei of met de hele klas het bord.
  3. Schrijf op:
    1. Wat zou je willen doen? Schrijf met elkaar ideeën op.
    2. Wat zou je kunnen doen? Schrijf met elkaar ideeën op.

Oefening 3: In actie!

Kijk naar de ideeën die jullie bij oefening 2 hebben ingevuld.

  1. Welk probleem zouden jullie echt kunnen aanpakken en oplossen?
  2. Wat voor ideeën hebben jullie daar al voor?
  3. Maak een nieuwe mindmap met de klas of met je groepje: Welke dingen weten jullie nog niet?
  4. Schrijf met elkaar vragen op die je kunt stellen om de juiste informatie te krijgen.
  5. Schrijf oplossingen op. Tip: Deze oplossingen heb je nodig voor les 6. Bewaar deze du goed.

Les 6: Wij lossen het wel op!

Inleiding

Je hebt een hele hoop geleerd over onderzoeken, vragen stellen, de problemen van mensen en hoe je kunt helpen. Je kunt iemand helpen om een probleem op te lossen. Soms gaat dat makkelijk en soms gaat dat wat moeilijker. Want het ene probleem is groter dan het andere probleem. Om een probleem op te kunnen lossen, is het belangrijk dat je zelf vragen hebt die jou kunnen helpen. Of je kunt het probleem samen oplossen. Want samen weet je meer dan alleen. 

Oefening 1: Wij lossen het wel op!

Pak de oplossingen van les 5 die jullie samen hebben bedacht erbij.

  1. Kies samen één oplossing die je verder kunt uitwerken. Bepaal dan samen:
  2. Wat heb je nodig?
  3. Wie help je?
  4. Hoe help je de persoon?
  5. Is het probleem zo opgelost?
  6. Waarom?
  7. Voer de oplossing uit!

Les 7: Dit is wat wij zien!

Inleiding

Het leven in de maatschappij gebeurt op straat, zou je kunnen zeggen. Daarom is de laatste les van deze lesmodule buiten. Je hebt in deze lesmodule geleerd om vragen te stellen, te luisteren, een probleem te herkennen, om op ideeën te komen en een oplossing te bedenken. In deze laatste les leer je bewust om je heen te kijken en te zien wat en hoe mensen doen. Ook ga je in gesprek om te luisteren naar hun verhalen.

Maar: we beginnen bij het begin. Eerst krijg je wat inspiratie door middel van wat andere mensen zagen en deden.

Oefening 1:

Lees de volgende situaties. Wat denk je, voel je en ervaar je als je het leest?

  1. Twee jongens geven hun tandem gratis aan een man van een fietsenwinkel, zodat hij hem kan doorverkopen aan gehandicapte mensen.
  2. Leerlingen op jouw school pleiten vanuit de leerlingenraad voor betere leeromstandigheden.
  3. Iemand in jouw omgeving werkt vrijwillig en met heel veel enthousiasme bij de dierenboerderij.
  4. Iemand legt in een filmpje dat ze het slecht vindt hoe vluchtelingen in Ter Apel worden opgevangen.
  5. De mensen van Energiebank Fryslan krijgen een prijs, omdat ze het goede voorbeeld geven in het zorgen voor meer duurzaamheid.
  6. Leerlingen van groep 8 maken een kunstwerk van klei voor Koerdische vluchtelingen.
  7. Een cabaretier geeft een pleidooi voor een betere wereld.
  8. Duizenden mensen demonstreren voor betere zorg en meer jeugdzorgmedewerkers.
  9. Een kunstenaar vraagt met zijn kunstwerk om aandacht voor de eenzaamheid van jongeren.
  10. Serious Request zamelt al jaren geld in voor goede doelen, met de glazen huis actie.
  11. Een middelbare school doet mee met de schoolverkiezingen om jongeren meer bewust te maken van hun democratische rechten.
  12. Een actiegroep op zee gaat voor jachtschepen varen om walvissen te beschermen.
  13. Ambtenaren in Nederland laten hun stem horen tegen de manier waarop Nederland omgaat met de situatie in Israël Palestina.
  14. Een tekenaar tekent een grappige cartoon die een pijnpunt in de maatschappij laat zien.
  15. Iemand in jouw buurt helpt vrijwillig mee met de voedselbank.
  16. Op straat gaat iemand naast een dakloze zitten en geeft een knuffel.
  17. Bejaarde mensen lezen samen een krant aan de grote tafel van de bibliotheek.
  18. Het GSA team op jouw school organiseert een activiteit voor de hele school vanwege paarse vrijdag.
  19. Je ouders krijgen in de lente een brief waarin de plannen staan voor de Week van de lentekriebels.
  20. Er komt een nieuwe jongen bij jou in de klas: iemand die is gevlucht voor de oorlog in Oekraïne.

Oefening 2:

Bespreek samen met de klas: Welke situaties spreken je het meest aan? Waarom die situaties? Wat denk je, voel je en ervaar je als je deze situaties leest. Wat gebeurt er met jou?

Oefening 3:

Volg de volgende stappen.

  1. Maak groepjes van vier leerlingen. Geef aan je docent de namen door van de leerlingen die in jouw groepje zitten.
  2. Loop naar buiten. Vertel wat je ziet: wandelende mensen, de straat, een bos of een park, etc.
  3. Kijk wat beter: zie je rommel op straat liggen? Hoe zou dat er gekomen zijn? Waarom ligt het er?
  4. Maak foto’s van je omgeving.
  5. Kijk wat beter naar mensen: Wat doen ze? Langslopen, de hond uitlaten, bellen, boodschappen doen. Zijn ze gehaast? Lopen ze langzaam?
  6. Spreek iemand aan als de persoon dit ook wil. Stel vragen. Bijvoorbeeld:
    1. Mag ik u wat vragen?
    2. Stel je voor: wij zijn leerlingen van [naam van jouw school] en we doen een opdracht.
    3. Het doel is dat je er met je groepje achter komt wat iemand beweegt op dat moment. Zijn ze onderweg? Hebben ze zelf een doel? Waarom zijn ze op die plek op dat moment?
    4. Stel daar drie tot vijf vragen voor en ga in gesprek.
    5. Zorg ervoor dat het gesprek maximaal tien minuten duurt.
    6. Doe dit één of twee keer.
    7. Schrijf op wat jullie hebben gezegd. Tip: Neem het gesprek op ALS je toestemming hebt van de persoon die jullie aanspreken.
  7. Terug in de klas: Deel je ervaringen met de klas.