Bewust (niet) vrij zijn

Doelgroep:
Voortgezet onderwijs, vmbo 3 en 4

Tijd:
50 – 60 minuten

Nodig:
n.v.t.

Leerdoelen:

  • De leerling kan het verschil aanduiden tussen vrijheid en kansen.
  • De leerling kan een bron beoordelen op betrouwbaarheid aan de hand van verschillende vragen.
  • De leerling kan voor zichzelf uitleggen wat de waarde is van stemrecht.

Kerndoelen burgerschap:

  • Kerndoel 2, Diversiteit: De leerling handelt respectvol vanuit kennis over een diverse samenleving.
  • Kerndoel 3, Democratische waarden: De leerling geeft aan hoe diens handelen verbonden is met democratische waarden.
  • Kerndoel 5, Democratische betrokkenheid: De leerling verkent hoe die democratisch handelen in dagelijkse situaties kan vormgeven.

Onderwerpen:

  • Vooroordelen en verhalen die ze gehoord hebben
  • Standplaatsgebondenheid
  • Overeenkomsten en verschillen mensen
  • Raakvlakken
  • Elkaar helpen
  • Respectvol communiceren
  • Stemrecht, Grondrecht en democratie

Inleiding
Deze lessenreeks gaat over dingen in je leven die eraan kunnen bijdragen in hoeverre je in Nederland vrij kunt zijn. Het gaat over zaken zoals kansen, democratie, het gebied waar je woont, stemrecht, de rol van de media en de Grondwet. De leerlingen krijgen hierin een aantal contexten voorgelegd waarbij hen een dilemma, context of nieuwsbericht wordt voorgelegd. Vanuit daar geven ze hun inzichten, meningen en onderbouwing.

Les 1: Vrij zijn in een stad of dorp

Inleiding
Om goed te kunnen leven zijn er dingen die je nodig hebt. Denk bijvoorbeeld aan gezond eten en drinken. En een dak boven je hoofd. Er zijn een aantal dingen die mensen nodig hebben om gezond op te kunnen groeien. Denk aan: een school dichtbij huis. Of een supermarkt. Of een bushalte, zodat iemand niet een grote afstand moet lopen of fietsen. Of een wijk waar veel jonge gezinnen wonen, zodat veel kinderen met elkaar buiten kunnen spelen. Dit zijn voorzieningen bij jou in de buurt.

De plek waar je woont, kan voor een deel bepalen welke kansen je hebt in het leven. Want: wat er is, daar kun je gebruik van maken. Niet alleen de plaats waar je woont heeft invloed op de kansen in je leven. Ook hoeveel geld je hebt, je intelligentie en de dingen die je kunt: je vaardigheden.

Opdracht 1: Voorzieningen in een stad of in een dorp
Wat denk jij?

  1. Waar zijn er waarschijnlijk meer voorzieningen? In een stad of in een dorp?
  2. Waar zijn er waarschijnlijk meer voorzieningen? In de stad of op het platte land?
  3. Wat denk jij? Bespreek de volgende stellingen met elkaar.
    1. In een stad zijn de meeste voorzieningen, dus heb je automatisch meer kansen.
    2. In een dorp ben je gezonder en daardoor heb je meer kansen. Daar zijn bijvoorbeeld minder uitlaatgassen van auto’s.
    3. Het maakt uit voor je kansen in het leven of je in een dorp of stad woont.

Tekst opdracht 2: Als je elkaar echt zou kennen…

Stel je voor: Bo is ongeveer een maand nieuw in de klas. Ze komt uit een dorp, en draagt vaak dezelfde kleren: een spijkerbroek en een trui.

Opdracht 2: Bo
Beantwoord de volgende vragen.

  1. Lees de tekst voor opdracht 2. Wat komt er in je op als je de informatie over Bo leest?
  2. Wat denk jij: zou je anders over Bo denken als ze uit de wijk zou komen waar jij je thuis voelt?
  3. Zou je Bo echt kennen op dit moment? Zo ja, hoe weet je dat? Zo nee, wat zou je kunnen doen om Bo beter te leren kennen?
  4. Welke verschillen zou je kunnen hebben met Bo?
  5. Welke overeenkomsten zou je kunnen hebben met Bo?
  6. Bespreek je antwoorden met een medeleerling: wat zijn de overeenkomsten en verschillen?

Leerlingen bespreken hun antwoorden met elkaar. Een andere mogelijkheid is om deze opdracht klassikaal te doen.

Tekst opdracht 3: Vrijheid, kansen en de Grondwet
De titel van les 1 is: ‘Vrij zijn in een stad of dorp’. Het gaat dus over vrijheid. In Nederland heb je recht op vrijheid. Iedereen in Nederland is vrij om alles te denken en te vinden. Dat heet Vrijheid van meningsuiting. In Artikel 1 van de Grondwet staat dat ook dat iedereen gelijk is, ongeacht wie of wat je bent. Maar er staat ook dat mensen niet mogen discrimineren. Je mag dus geen dingen zeggen of doen die anderen pijn doen.

Stel je voor:

Peter woont in een gebied (stad of dorp) waar weinig kansen zijn. Er zijn weinig mensen die goed opgeleid zijn, en een ander iets kunnen leren. Ook heeft de gemeente weinig geld om mensen te helpen. Er zijn maar een paar basisscholen. Als mensen een brief willen bezorgen, moeten ze naar de brievenbus in een andere gemeente. Leerlingen die naar de middelbare school die 10 kilometer verderop ligt. Voor vervolgonderwijs moeten leerlingen met de trein reizen.

Karel woont in een gebied (stad of dorp) waar veel kansen zijn. Er zijn veel basisscholen die ook goed met elkaar samenwerken. De middelbare scholen en het vervolgonderwijs zijn in de buurt. Er is zelfs een universiteit! Er zijn veel mensen met kennis en vaardigheden. Daardoor kunnen leerlingen van de basisschool en de middelbare school veel leren. Ze kunnen zich sterk ontwikkelen.

Opdracht 3: Kansen vergroten
Lees de tekst van opdracht 3 en beantwoord de volgende vragen.

Opmerking voor de docent: alle vragen zijn inzichtvragen over het oordeelsvermogen van de leerlingen. Er zijn geen goede of foute antwoorden. De onderbouwing moet kloppen bij de naam die de leerling geeft bij de vraag: Peter of Karel. De antwoorden geven ruimte om klassikaal het gesprek aan te gaan.

  1. Wat denk jij: Wie zou eerder nadenken over wat hij zegt? Peter of Karel?
  2. Leg je antwoord uit.
  3. Wat denk jij: Wie zou er harder moeten werken om zich goed te kunnen ontwikkelen? Peter of Karel?
  4. Leg je antwoord uit.
  5. Wat denk jij: Wie zou er beter tegen tegenslagen kunnen? Peter of Karel?
  6. Leg je antwoord uit.
  7. Wie heeft er volgens jou meer vrijheid?
  8. Leg je antwoord uit.
  9. Wie heeft er volgens jou meer kansen?
  10. Leg je antwoord uit.

Les 1: Juiste antwoorden

Opdracht 1: Voorzieningen in een stad of in een dorp
Wat denk jij?

  1. Waar zijn er waarschijnlijk meer voorzieningen? In een stad of in een dorp?
    Antwoord: In een stad.
  1. Waar zijn er waarschijnlijk meer voorzieningen? In de stad of op het platte land?
    Antwoord: In de stad.
  1. Wat denk jij? Bespreek de volgende stellingen met elkaar.
    1. In een stad zijn de meeste voorzieningen, dus heb je automatisch meer kansen.
    2. In een dorp ben je gezonder en daardoor heb je meer kansen. Daar zijn bijvoorbeeld minder uitlaatgassen van auto’s.
    3. Het maakt uit voor je kansen in het leven of je in een dorp of stad woont.

Opdracht 2: Bo
Beantwoord de volgende vragen.

  1. Lees tekst Wat komt er in je op als je de informatie over Bo leest?
    Antwoord: Eigen antwoord leerling
  1. Wat denk jij: zou je anders over Bo denken als ze uit de wijk zou komen waar jij je thuis voelt?
    Antwoord: Eigen antwoord leerling met onderbouwing.
  1. Zou je Bo echt kennen op dit moment? Zo ja, hoe weet je dat? Zo nee, wat zou je kunnen doen om Bo beter te leren kennen?
    Antwoord: Eigen antwoord leerling.
  1. Welke verschillen zou je kunnen hebben met Bo?
    Antwoord: Eigen antwoord leerling.
  1. Welke overeenkomsten zou je kunnen hebben met Bo?
    Antwoord: Eigen antwoord leerling.
  1. Bespreek je antwoorden met een medeleerling: wat zijn de overeenkomsten en verschillen?
    Leerlingen bespreken hun antwoorden met elkaar. Een andere mogelijkheid is om deze opdracht klassikaal te doen.

Opdracht 3: Kansen vergroten
Beantwoord de volgende vragen.

Opmerking voor de docent: alle vragen zijn inzichtvragen over het oordeelsvermogen van de leerlingen. Er zijn geen goede of foute antwoorden. De onderbouwing moet kloppen bij de naam die de leerling geeft bij de vraag: Peter of Karel. De antwoorden geven ruimte om klassikaal het gesprek aan te gaan.

  1. Wat denk jij: Wie zou eerder nadenken over wat hij zegt? Peter of Karel?
  2. Leg je antwoord uit.
  3. Wat denk jij: Wie zou er harder moeten werken om zich goed te kunnen ontwikkelen? Peter of Karel?
  4. Leg je antwoord uit.
  5. Wat denk jij: Wie zou er beter tegen tegenslagen kunnen? Peter of Karel?
  6. Leg je antwoord uit.
  7. Wie heeft er volgens jou meer vrijheid?
  8. Leg je antwoord uit.
  9. Wie heeft er volgens jou meer kansen?
  10. Leg je antwoord uit.

Les 2: Informatie doet iets met mij

Inleiding

Je zou kunnen zeggen: informatie doet iets met je. Soms is dat bijna niets, en soms is dat heel veel. Het kan nogal een verschil zijn of je even de treintijden wil checken voordat je vertrekt, of dat je moeder in tranen vertelt dat je oma in het ziekenhuis ligt. Ook van het nieuws of van social media krijg je informatie. En ook dat kan van alles zijn: de nieuwste schoenen van een influencer die je volgt. Of een mooi liedje dat wordt afgespeeld. Of het acht-uur nieuws waarin je hoort over de conflicten in de wereld.

Informatie bestaat uit verschillende onderdelen. Die onderdelen kun je als een ui afpellen. Op die manier kun je ook beter nagaan hoe sterk, betrouwbaar en informatief het nieuws is. Vervolgens kun je bedenken: vertrouw ik echt op deze bron? Of is het meer entertainment?

Tekst opdracht 1: Betrouwbare nieuwsbronnen

Om goed na te kunnen gaan of een nieuwsbron betrouwbaar is, kun je het bericht afpellen als een ui. Een ui kun je afpellen, omdat het laagjes heeft. Een nieuwsbericht heeft dus ook laagjes. Deze laagjes kun je apart bekijken en beoordelen. Hier zie je de ui met de verschillende lagen van de ui afgebeeld. Bekijk ook de vragen ernaast. Deze vragen helpen je om een nieuwsbron beoordelen.

Opdracht 1: De ui met nieuws afpellen
Bekijk de volgende nieuwsbron. Dit is een cartoon.

Beantwoord de vragen om bovenstaande nieuwsbron te beoordelen.

  1. Wie is de schrijver/auteur?
  2. Wat is de datum?
  3. Wie/welke organisatie heeft het gepubliceerd?
  4. Welke bronnen heeft de schrijver gebruikt?
  5. Is de titel neutraal?
  6. Wat wil de auteur bereiken? Kies uit: vermaken, informeren, overtuigen of tot actie aanzetten.
  7. Kloppen de links die erbij staan?
  8. Waarom zou je dit te zien krijgen als je doorscrollt op Tiktok of Instagram?
  9. Wat zijn mijn vooroordelen?
  10. Hoe is de informatie voorgesteld? Denk aan bewerkte afbeeldingen, schrijffouten, veel hoofdletters en uitroeptekens.

Tekst opdracht 2: Waarom controleren of een nieuwsbron betrouwbaar is?

In de wereld is er een hoop informatie te vinden: in de kranten, in boeken en op internet. Ook de dingen die mensen elkaar vertellen, is informatie. Betrouwbare informatie en aannames kunnen door elkaar bij jou binnenkomen. Daarom is het goed om een onderscheid te kunnen maken tussen betrouwbare informatie en niet-betrouwbare informatie.

Stel je voor dat je hoort of leest dat een bekend persoon roept dat stemmen tijdens de verkiezingen geen zin heeft. Je kunt zien: Dit is wat de persoon roept. Waarom die persoon dat? Waar komt dat vandaan? Waar heeft dat mee te maken? Wat betekent het als dat zo geroepen wordt? Hoe vatten de lezers dit op?

Je weet dan waar iets over gaat, en hoe je je erin kunt verplaatsen.

Opdracht 2: Tiktok bericht over de verkiezingen en de Grondwet
Bekijk het gesprek tussen Aaron en zijn oma over de verkiezingen via deze link: https://www.youtube.com/shorts/HbHfrDYA26U (opent in een nieuw tabblad). Beantwoord daarna de volgende vragen.

  1. Waar gaat het gesprek over?
  2. Wie zeggen het?
  3. Wat is de boodschap van Aaron?
  4. Wat wil hij ermee zeggen?
  5. Wat kan het doel van deze video zijn voor de kijker? Kies uit:
    1. de kijker vermaken
    2. de kijker informeren
    3. de kijker overtuigen
    4. de kijker tot actie aanzetten
  6. Het zou kunnen dat Aaron onbedoeld meerdere doelen heeft bereikt. Wat zou het effect kunnen zijn wat hij heeft bereikt bij de kijker?

In de Grondwet staat dat alle mensen vanaf achttien jaar het recht hebben om te stemmen.

  1. Wat denk jij? Zullen er minder mensen naar de stembus gaan na het kijken van deze video? Leg je antwoord uit.

Opdracht 3: Stemrecht
Bekijk de video over stemrecht en beantwoord de volgende vragen.

  1. Hoe is stemrecht tot stand gekomen?
  2. Had iedereen in het begin gelijk stemrecht? Wie wel/wie niet?
  3. Hoe komt het dat in de tijd van nu iedereen vanaf achttien jaar stemrecht heeft?
  4. Hoe vind je het om stemrecht te hebben vanaf achttien jaar? Leg je antwoord uit.

Les 1: Juiste antwoorden

Opdracht 1: De ui met nieuws afpellen
Bekijk de volgende nieuwsbron. Dit is een cartoon.

Beantwoord de vragen om bovenstaande nieuwsbron te beoordelen.

  1. Wie is de schrijver/auteur?
    Antwoord: @(onleesbaar)
  1. Wat is de datum?
    Antwoord: geen datum aanwezig
  1. Wie/welke organisatie heeft het gepubliceerd?
    Antwoord: www.jabbertje.nl
  1. Welke bronnen heeft de schrijver gebruikt?
    Antwoord: Onbekend
  1. Is de titel neutraal?
    Antwoord: ‘Ik moest toch één hokje rood maken?’, is niet neutraal, omdat er een aanname in zit.
  1. Wat wil de auteur bereiken?
    Kies uit: vermaken, informeren, overtuigen of tot actie aanzetten.
    Antwoord: Vermaken
  1. Kloppen de links die erbij staan?
    Antwoord: Ja, je komt uit op een website waar je cartoons kunt bestellen. Dit heeft verder niets met het onderwerp Verkiezingen te maken.
  1. Waarom zou je dit te zien krijgen als je doorscrollt op Tiktok of Instagram?
    Antwoord: Vanwege je webgeschiedenis en/of het algoritme dat bepaalt wat je te zien krijgt.
  1. Wat zijn mijn vooroordelen?
    Antwoord: Eigen antwoord leerling
  1. Hoe is de informatie voorgesteld? Denk aan bewerkte afbeeldingen, schrijffouten, veel hoofdletters en uitroeptekens.
    Antwoord: De cartoon ziet er echt uit, alleen de naam van de auteur is niet meer te lezen.

Opdracht 2: Tiktok bericht over de verkiezingen en de Grondwet
Beantwoord de volgende vragen.

  1. Waar gaat het over?
    Antwoord: Over het oriënteren op de verkiezingen en leren hoe het werkt.
  1. Wie zeggen het?
    Antwoord: Aaron en zijn oma.
  1. Wat is de boodschap van Aaron?
    Antwoord: De verkiezingen zijn ingewikkeld, met zo’n groot stembiljet, zoveel mensen op wie je kunt stemmen en de verschillende standpunten waar de politieke partijen voor zijn. Ook zou een enkele stem niet zoveel waard zijn, dus heeft het geen zin om te stemmen.
  1. Wat wil hij ermee zeggen?
    Antwoord: Dat je geen moeite hoeft te nemen om energie te steken in de verkiezingen en het stemmen.
  1. Wat kan het doel van deze video zijn voor de kijker? Kies uit:
    1. de kijker vermaken
    2. de kijker informeren
    3. de kijker overtuigen
    4. de kijker tot actie aanzetten

  2. Het zou kunnen dat Aaron onbedoeld meerdere doelen heeft bereikt. Wat zou het effect kunnen zijn wat hij heeft bereikt bij de kijker?
    Antwoord: het zou kunnen dat Aaron onbedoeld heeft bereikt dat nu minder mensen naar de stembus gaan, omdat ze in de video van Aaron zien dat stemmen niet zoveel zin heeft, en een ingewikkeld proces is.

In de Grondwet staat dat alle mensen vanaf achttien jaar het recht hebben om te stemmen.

  1. Wat denk jij? Zullen er minder mensen naar de stembus gaan na het kijken van deze video? Leg je antwoord uit.
    Antwoord: Eigen antwoord met onderbouwing. Bijvoorbeeld: Ja, omdat ze de boodschap van Aaron volgen en zelf ook de zin van het stemmen niet meer zien. Of: Nee, omdat ze het niet eens zijn met de boodschap van Aaron.

Opdracht 3: Stemrecht
Bekijk de video over stemrecht en beantwoord de volgende vragen.

  1. Hoe is stemrecht tot stand gekomen?
    Antwoord: Doordat in 1848 in de Grondwet werd opgenomen dat de leden van de Tweede Kamer voortaan rechtstreeks gekozen konden worden.
  1. Had iedereen in het begin gelijk stemrecht? Wie wel/wie niet?
    Antwoord: Nee, alleen mannen van 23 jaar en ouder die een bepaald bedrag aan belasting betaalden. In totaal 3% van de bevolking. (Dit heet censuskiesrecht).
  1. Hoe komt het dat in de tijd van nu iedereen vanaf achttien jaar stemrecht heeft?
    Antwoord: Doordat in de loop der jaren de Grondwet is veranderd, waardoor steeds meer mochten stemmen. (Dit kwam door politici (Van Houten, Kort van der Linden, Marchant), demonstraties (Rode dinsdagen), Aletta Jacobs (vrouwenkiesrecht).   
  1. Hoe vind je het om stemrecht te hebben vanaf achttien jaar? Leg je antwoord uit.
    Antwoord: Eigen antwoord met onderbouwing.

Bronnen:

  1. @quinnenaaron. (15 maart 2023). Aaron gaat stemmen voor de verkiezingen. Over hoeveel jaar mag jij stemmen? Verkregen van: https://www.youtube.com/shorts/HbHfrDYA26U
  2. (13 december 2017). 100 jaar kiesrecht. Verkregen van: https://www.youtube.com/watch?v=vq-eQQIHlOM