Bewust feiten, meningen, gevoelens
en ervaringen van elkaar scheiden

Om goed te kunnen begrijpen wat er in de wereld gebeurt

Doelgroep:
Praktijkonderwijs, vmbo

Tijd:
50 – 60 minuten

Nodig:
N.v.t.

Les 1: Dit zegt iets over mij

Leerdoelen:

  • De leerling kan een actuele gebeurtenis bespreken met de andere leerlingen in de groep.
  • De leerling kan in een actuele gebeurtenis onderscheid maken tussen feiten, meningen, gevoelens en eigen ervaringen.

Activiteit 1

Inleiding

Elk moment van de dag gebeurt er van alles. Soms in de wereld, soms bij mensen bij jou in de buurt en soms bij jou. Sommige gebeurtenissen kunnen echt iets betekenen. Je leert er iets van, je vindt er iets van en je voelt hier iets bij. Hoe kun je daarmee omgaan? Daarover gaat deze lesbrief.

Neem alvast een gebeurtenis van vandaag in gedachten: iets wat je hebt gelezen in het nieuws of op social media. Of iets wat je zelf hebt meegemaakt. Of iets wat je in je omgeving hebt gezien of gehoord.

Oefening 1: Een gebeurtenis

Beantwoord met elkaar de volgende vragen.

  1. Wat is er gebeurd?
  2. Wie komen er voor in de gebeurtenis?
  3. Wanneer gebeurde het?
  4. Waar gebeurde het?
  5. Hoe gebeurde het?

Oefening 2: Feiten, meningen, gevoelens en ervaringen

De volgende vragen zijn algemeen en gaan niet over een gebeurtenis. Beantwoord de vragen.

Feiten

  1. Wat is een feit?
  2. Lees de zinnen hieronder, dit zijn feiten.

a.      Mijn voornaam is…

b.     Mijn achternaam is…

c.      Ik heb 1 kleiner zusje, 1 kleinere broer en 1 grotere broer.

d.     Mijn oma woont in een rijtjeshuis.

e.      Mijn oom leeft onder de armoedegrens.

f.       De kat was even zoek, maar is vanmorgen weer thuisgekomen.

g.      De EU-landen hebben een nieuwe afspraak gemaakt.

h.     Er is een gewapend conflict tussen twee landen, namelijk…

i.       De laatste vijf jaar is er in Afrika meer groen bijgekomen, maar is er in Nederland meer droogte ontstaan.

j.       Mijn buurman heeft sinds vorige week een nieuwe kat.

  1. Bedenk nu zelf drie voorbeelden van een feit. 

Meningen

  1. Wat is een mening?
  2. Kijk naar de zinnen en woorden hieronder, dit zijn voorbeelden van meningen.

a.      Ik vind mijn voornaam…

b.     De kleur van de zon is geel.

c.      Ik vind dat…

d.     Naar mijn mening…

e.      Ik vind deze opmerking niet kunnen…

f.       Ik vind het heel mooi dat…

g.      Mijn moeder vindt hier iets van!

h.     Ik denk hier anders over.

i.       Wij denken hier hetzelfde over.

Mooi

Lelijk

Oud

Jong

Dik

Dun

Vies

Schoon

Hard

Zacht

Gewoon

Raar

Hetzelfde

Anders

Zwaar

  1. Bedenk nu zelf een voorbeeld van een mening.

Gevoel

  1. Bekijk de woorden hieronder en noem 1 voorbeeld van een gevoel.

Blij

Nieuwsgierig

Verwachtingsvol

Verbaasd

Teleurgesteld

Vrolijk

Tevreden

Uitgerust

Verward

Verdrietig

Opgewonden

Geraakt

Boos

Bang

Afwezig

Verrast

Zelfverzekerd

Onrustig

Trots

Vermoeid

Geïnspireerd

Vastberaden

Geschrokken

Alleen

Jaloers

  1. Bedenk nu zelf een voorbeeld van een gevoel.

Ervaringen

  1. Wat is een ervaring?
  2. Lees de zinnen hieronder en noem 1 voorbeeld van een ervaring.

a.     Ik heb vanmorgen mijn ontbijt opgegeten en ik vond het heerlijk.

b.     Ik ontdekte zojuist dat ik ongesteld ben.

c.     Vroeger aten we altijd met onze handen. Tegenwoordig eten we met bestek.

d.     In het land waar Mo geboren is, was een conflict. Nu wonen we in een veilig land.

e.     Na het fietsongeluk moest Vivian naar het ziekenhuis. Toen bleek dat ze haar voet gebroken had.

f.      Een politieagent heeft mijn klasgenoot wel eens staande gehouden omdat hij te hard reed met zijn scooter.

g.     Op vakantie in Griekenland stond ik op een hele hoge heuvel. Ik kon echt alles zien.

h.     In een arm land moest Sarah het water en voedsel delen met haar familie en haar buren.

i.      Mijn zusje werd landskampioen met korfbal.

j.      Gisteren kreeg ik zomaar van mijn vriendje een kusje op mijn wang.

  1. Schrijf nu een ervaring op die je zelf hebt meegemaakt.

Oefening 3: Een nieuwe gebeurtenis

In opdracht 1 heb je verteld over iets wat je hebt meegemaakt.

  1. Wat is er ook alweer gebeurd?
  2. Vertel ook weer wie er voorkwamen, waar het gebeurde, hoe en wanneer.

Probeer nu eens onderscheid te maken tussen de feiten, meningen, gevoelens en ervaringen.

  1. Wat zijn de feiten in de gebeurtenis?
  2. Hadden de personen een mening? Welke mening hadden ze?
  3. Welke gevoelens hadden de personen in de situatie?
  4. Wat heb jij precies ervaren in de situatie?

Copyright © Map out, alle rechten voorbehouden.