Bewust leren over
vrijheid, gelijkheid en solidariteit

Doelgroep:
Voortgezet onderwijs, onderbouw

Tijd:
50 – 60 minuten

Nodig:
Mobiele telefoons, aantekeningenpapier en pen en/of laptops

Leerdoelen:

  1. De leerling kan met anderen bespreken wat zijn/haar/hun mening of beleving is bij de betekenis van de basiswaarden vrijheid, gelijkheid en solidariteit.
  2. De leerling kan in samenwerking met medeleerlingen op onderzoek uitgaan om te ontdekken hoe organisaties in de praktijk omgaan met de basiswaarden.

! Belangrijk voor de docent over les 2:
In les 2 gaan de leerlingen ‘naar buiten’. Dit betekent dat ze contact op gaan nemen met organisaties in de buurt. Dit kan bijvoorbeeld zijn: een redactie van een journalistieke organisatie, een organisatie voor zorg, een gemeente of rechtbank. Het kan raadzaam zijn om vooraf met deze organisaties afspraken te maken om af te stemmen hoe zij de leerlingen het liefst ontvangen. Draag deze organisaties ook voor aan de leerlingen, en bied vervolgens de opdrachten van les 2 aan.

Les 1: Leren over vrijheid, gelijkheid en solidariteit

Inleiding

In Nederland hebben we de Grondwet. Deze geeft aan waar alle Nederlanders recht op hebben. Daarin staan de regels die ons land helpen te functioneren en die ervoor zorgen dat iedereen dezelfde rechten heeft. Bijvoorbeeld: recht op onderwijs of vrijheid van meningsuiting. Bij burgerschap leer je dat drie begrippen hierbij heel belangrijk zijn: vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Daarover leer je meer in les 1.

Vrijheid

In Nederland hebben we vrijheid van meningsuiting voor iedereen. Dat is artikel 7 van de Grondwet. Vrijheid van meningsuiting betekent dat je je mening vrij mag geven zonder dat je daar toestemming voor hoeft te vragen. Je mag dus vrij zeggen dat je een bepaald vak super stom vindt. Of heel leuk. Of dat je vindt dat alle rode straatstenen groen geverfd moeten worden. Je mag het allemaal vinden.

Maar: je mag wel aangesproken worden op je verantwoordelijkheid. Dat betekent dat van iedereen wordt verwacht dat je verantwoord omgaat met je mening. Je mag dus niet aanzetten tot haat. Je mag niet zeggen dat alle mensen met blond haar aangevallen moeten worden. Of dat niemand meer mag zeggen dat mensen met blond haar stom zijn, als jij dat toevallig zo vindt.

Zie de video van Clipphanger hieronder voor meer uitleg.

Opdracht 1
Beantwoord de volgende vragen samen.

  1. Welk artikel gaat over vrijheid van meningsuiting voor iedereen?
  2. Wat is volgens de video van Clipphanger vrijheid van meningsuiting?
  3. Noem een voorbeeld van vrijheid van meningsuiting waar jij aan denkt.
  4. Welke dingen mag je niet doen of zeggen? Geef een voorbeeld.
  5. Hoe vind je het dat je bij vrijheid ook dingen niet mag? Bespreek het met elkaar.

Gelijkheid

In Nederland worden mensen in gelijke gevallen gelijk behandeld. Dat is artikel 1 van de Grondwet. Gelijkheid betekent dat alle Nederlanders gelijk zijn aan elkaar en dus gelijk worden behandeld. Iedereen krijgt een boete als er door rood gereden wordt. En iedereen heeft recht op rechtshulp als het nodig is. Iedereen heeft toegang tot de media en internet. En ieder kind heeft recht op onderwijs. In de Grondwet staat dat mensen in gelijke gevallen, gelijk worden behandeld. Dat betekent bijvoorbeeld: Alle inwoners van Nederland boven de achttien jaar. Deze mensen hebben stemrecht. Of bijvoorbeeld: Alle mensen die gelovig zijn. Zij hebben recht om hun geloof te belijden.

Zie de video van Clipphanger hieronder voor meer uitleg.

Opdracht 2
Bespreek de volgende vragen met elkaar.

  1. Noem voorbeelden van grondrechten.
  2. Op een gegeven moment werd Willem II de koning: hij bepaalde de wet. Hoe zou jij het vinden om nu te leven in een maatschappij met een koning die vertelt wat je wel en niet mag?
  3. Behandel de stelling met elkaar: Alle regels en wetten moeten voor iedereen hetzelfde zijn, wie of wat de persoon ook is.

Solidariteit
In Nederland is het begrip Solidariteit ook heel belangrijk. De sociale grondrechten in de Grondwet horen hierbij. Hierin staat bijvoorbeeld dat we meebetalen aan gezondheidszorg en sociale zekerheid. Solidariteit betekent dat je elkaar ziet en dat je er voor elkaar bent. Je maakt verbinding met elkaar en je helpt elkaar.

Voorbeelden van solidariteit zijn: je zusje helpen als ze ziek is. Of luisteren naar iemand als hij zijn verhaal wil vertellen. Of de emotie voelen die een ander ook voelt: of het nu verdriet is of iets leuks.

Zie de video van KRONCRV. Herken jij hierin iets van solidariteit?

Opdracht 3
Bespreek de volgende vragen met elkaar.

Rick zegt: ‘Jongeren willen best iets voor iemand anders doen, maar hebben geen idee hoe dat moet. Dat krijgen ze vaak van thuis uit niet meer mee’.

  1. Zie jij het aan iemand wanneer die persoon iets nodig heeft?
  2. Heb jij van thuis uit geleerd wat je voor iemand kunt betekenen?
  3. Zo ja: wat heb je geleerd?
  4. Wat zou je iemand anders willen meegeven of vragen over wat je voor iemand kunt betekenen?

Djoni zegt: ‘Het neemt wel iets van je tijd, maar je ziet dat je er iemand heel blij mee maakt. En iemand die eenzaam is ziet er heel erg naar uit dat je komt. Dat is heel gaaf!’

  1. Waarom denk je dat Djoni het gaaf vindt dat iemand zich verheugt op haar komst?
  2. Wat denk jij: is Djoni solidair met deze mevrouw? Leg je antwoord uit.

Les 2: Naar buiten

Inleiding

Je hebt nu geleerd over vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Het bijzondere aan deze woorden is dat ze iets betekenen wat je niet direct kunt zien. Hoe kun je vrijheid zien? Hoe kun je gelijkheid zien? En hoe kun je solidariteit zien? Deze drie woorden staan voor gedrag van mensen. Als je vrij bent, dan houden mensen je niet tegen in wat je doet of zegt. Als je gelijk bent, dan zorg je met elkaar voor dezelfde rechten. Als je solidair bent naar elkaar, dan luister je en leef je je in. Het is aan jou om dit soort situaties op de foto te zetten.

Opdracht: Kies één van de drie opdrachten hieronder.

Opdracht 1: Vrijheid
Neem contact op met een krant in jouw regio. Bijvoorbeeld: Als je in Eindhoven woont, kun je naar het Eindhovens Dagblad bellen.

Uitleg over vrijheid

In de Grondwet staat artikel 7: Vrijheid van (druk)pers. Dit wordt ook wel persvrijheid genoemd. Dat betekent dat de krant vrij is om een boodschap te verspreiden zonder dat de overheid zich ermee bemoeit.

Doe de volgende opdracht.

  1. Vorm een groepje van 4 of 5 leerlingen.
  2. Zoek op internet op welke krant er in jouw regio te lezen is.
  3. Bedenk 5 tot 10 vragen die je aan de krant in jouw regio kunt stellen. Belangrijk: Deze vragen moeten gaan over hoe de mensen van de krant denken over persvrijheid en hoe ze bij de krant omgaan met deze persvrijheid.
  4. Bespreek deze met elkaar. Pas de vragen eventueel aan. Typ de vragen uit en sla ze op. Zorg dat iedereen van jullie groepje de vragen heeft.
  5. Vraag eventueel feedback aan je docent.
  6. Bedenk samen wie de krant gaat bellen en wat jullie gaan zeggen en vragen. Oefen het gesprek eerst samen.

Belangrijk: Het is niet erg als het niet lukt, het is immers een oefenopdracht. De mensen van de krant zelf zullen dit ook begrijpen. Zorg wel dat het voor de mensen van de krant duidelijk is wat jullie willen vragen. Zeg in ieder geval jullie namen en van welke school en welk jaar jullie zijn. Zeg ook dat jullie bellen vanwege deze opdracht. Maak daarna de afspraak voor de opdracht. Deze opdracht mag bij jullie op school, op het kantoor van de krant of online. Noteer de afspraak goed in jullie agenda’s (datum, tijd en adres). Zorg voor een link in Teams of Zoom voor de mensen van de krant en jullie zelf als jullie de afspraak online gaan doen.

Tijdens het interview

  1. Zorg voor een introductie van het gesprek. Zeg bijvoorbeeld: Fijn dat we onze vragen mogen stellen.
  2. Neem het interview op met een telefoon of laptop. Schrijf ook in kernwoorden op die de persoon van de krant vertelt. Verdeel hier de taken in. Bijvoorbeeld: De ene vraagt en twee anderen schrijven mee. Weer iemand anders zorgt voor de opname en let op de tijd.
  3. Stel jullie vragen aan de persoon van de krant. Stel gerust ook vervolgvragen als je ergens nieuwsgierig naar bent of als iets niet duidelijk is.
  4. Sluit het interview af. Bedank de persoon hartelijk voor de antwoorden en de tijd.

Na het interview

  1. Luister naar het interview en lees wat jullie hebben opgeschreven.
  2. Schrijf nu het interview uit. Je mag zelf kiezen of je dit met of zonder vragen doet. Doe het zo dat iedereen goed kan volgen wat er verteld is. Sla af en toe jullie bestand op!
  3. Zorg voor een mooie opmaak van jullie artikel.
  4. Het resultaat: Jullie hebben gezorgd voor een duidelijk artikel over persvrijheid!

Opdracht 2: Gelijkheid
Neem contact op met de gemeente OF een rechtbank. Bijvoorbeeld: Als je in Den Bosch woont, kun je de gemeente ’s-Hertogenbosch bellen of de rechtbank in Den Bosch.

Uitleg over gelijkheid

In de Grondwet staat artikel 1: Gelijke behandeling en discriminatieverbod. Dat betekent dat iedereen gelijke rechten heeft. Ook is het voor iedereen verboden om te discrimineren: dit geldt ook voor de overheid. Dat betekent dat niemand een ander mag benadelen vanwege de persoon. In andere artikelen van de Grondwet staan andere rechten beschreven. Iedereen heeft bijvoorbeeld het recht op vrije meningsuiting, recht op onderwijs en recht op onderdak.

Doe de volgende opdracht.

  1. Vorm een groepje van 4 of 5 leerlingen.
  2. Kies uit waar je contact mee gaat opnemen: de gemeente of de rechtbank.
  3. Bedenk 5 tot 10 vragen die je kunt stellen. Deze vragen moeten duidelijkheid geven over hoe er door de gemeente of rechtbank wordt gezorgd voor gelijkheid.
  4. Bespreek deze vragen met elkaar. Pas de vragen eventueel aan. Typ de vragen uit en sla ze op. Zorg dat iedereen van jullie groepje de vragen heeft.
  5. Vraag eventueel feedback aan je docent.
  6. Neem contact op. Bedenk samen wie wat gaat zeggen en vragen. Oefen het gesprek eerst samen.

Belangrijk: Het is niet erg als het niet (in een keer) lukt, het is immers een oefenopdracht. De mensen van gemeente/rechtbank zelf zullen dit ook begrijpen. Zorg wel dat het voor hen duidelijk is wat jullie willen vragen. Zeg in ieder geval jullie namen en van welke school en welk jaar jullie zijn. Zeg ook dat jullie bellen vanwege deze opdracht.

Maak daarna de afspraak voor de opdracht. Deze opdracht mag bij jullie op school, op het kantoor van de krant of online. Noteer de afspraak goed in jullie agenda’s (datum, tijd en adres). Zorg voor een link in Teams of Zoom voor de mensen van de krant en jullie zelf als jullie de afspraak online gaan doen

Tijdens het interview

  1. Zorg voor een introductie van het gesprek. Zeg bijvoorbeeld: Fijn dat we onze vragen mogen stellen.
  2. Neem het interview op met een telefoon of laptop. Schrijf ook in kernwoorden op die de contactpersoon van de krant vertelt. Verdeel hier de taken in. Bijvoorbeeld: De ene vraagt en twee anderen schrijven mee. Weer iemand anders zorgt voor de opname en let op de tijd.
  3. Stel jullie vragen aan de contactpersoon van de krant. Stel gerust ook vervolgvragen als je ergens nieuwsgierig naar bent of als iets niet duidelijk is.
  4. Sluit het interview af. Bedank de persoon hartelijk voor de antwoorden en de tijd.

Na het interview

  1. Luister naar het interview en lees wat jullie hebben opgeschreven.
  2. Schrijf nu het interview uit. Je mag zelf kiezen of je dit met of zonder vragen doet. Doe het zo dat iedereen goed kan volgen wat er verteld is. Sla af en toe jullie bestand op!
  3. Zorg voor een mooie opmaak van jullie artikel.
  4. Het resultaat: Jullie hebben gezorgd voor een duidelijk artikel over gelijkheid vanuit jullie gemeente of de rechtbank!

Opdracht 3: Solidariteit
Onderzoek samen: Welke organisaties, stichtingen en bedrijven zijn er allemaal bij jullie in de buurt? Deze organisaties doen iets voor mensen of dieren. Bedenk vast welke organisatie je interessant lijkt. Met deze organisatie zou je wel contact willen opnemen om er meer van te weten.

Uitleg over solidariteit

Solidariteit is het accepteren van iemand om wie de persoon is. Je helpt elkaar en ziet elkaar. Als iemand blij is, dan voel je dat en dan ben je samen blij. Dat geldt ook voor verdriet of boosheid. Solidariteit is dat je die persoon dan wil helpen en steunen. Dat kan door te vragen wat de persoon nodig heeft. In elke organisatie is solidariteit belangrijk.

Doe de volgende opdracht.

  1. Vorm een groepje van 4 of 5 leerlingen.
  2. Kies uit met welke organisatie je contact gaat opnemen.
  3. Bedenk 5 tot 10 vragen die je kunt stellen. Deze vragen moeten duidelijkheid geven over hoe de organisatie omgaat met solidariteit, en hoe ze solidair zijn naar de mensen.
  4. Bespreek deze vragen met elkaar. Pas de vragen eventueel aan. Typ de vragen uit en sla ze op. Zorg dat iedereen van jullie groepje de vragen heeft.
  5. Vraag eventueel feedback aan je docent.
  6. Neem contact op. Bedenk samen wie wat gaat zeggen en vragen. Oefen het gesprek eerst samen.

Belangrijk: Het is niet erg als het niet (in een keer) lukt, het is immers een oefenopdracht. De organisatie zelf zal dit ook begrijpen. Zorg wel dat het voor hen duidelijk is wat jullie willen vragen. Zeg in ieder geval jullie namen en van welke school en welk jaar jullie zijn. Zeg ook dat jullie bellen vanwege deze opdracht.

Maak daarna de afspraak voor de opdracht. Deze opdracht mag bij jullie op school, bij de organisatie of online. Noteer de afspraak goed in jullie agenda’s (datum, tijd en adres). Zorg voor een link in Teams of Zoom voor de mensen van de krant en jullie zelf als jullie de afspraak online gaan doen.

Tijdens het interview

  1. Zorg voor een introductie van het gesprek. Zeg bijvoorbeeld: Fijn dat we onze vragen mogen stellen.
  2. Neem het interview op met een telefoon of laptop. Schrijf ook in kernwoorden op die de contactpersoon vertelt. Verdeel hier de taken in. Bijvoorbeeld: De ene vraagt en twee anderen schrijven mee. Weer iemand anders zorgt voor de opname en let op de tijd.
  3. Stel jullie vragen aan de contactpersoon. Stel gerust ook vervolgvragen als je ergens nieuwsgierig naar bent of als iets niet duidelijk is.
  4. Sluit het interview af. Bedank de persoon hartelijk voor de antwoorden en de tijd.

Na het interview

  1. Luister naar het interview en lees wat jullie hebben opgeschreven.
  2. Schrijf nu het interview uit. Je mag zelf kiezen of je dit met of zonder vragen doet. Doe het zo dat iedereen goed kan volgen wat er verteld is. Sla af en toe jullie bestand op!
  3. Zorg voor een mooie opmaak van jullie artikel.
  4. Het resultaat: Jullie hebben gezorgd voor een duidelijk artikel over solidariteit in een organisatie!