Interview met: Chantal Alkemade

Docent maatschappijleer en maatschappijkunde

Op zoek gaan naar de meest waardevolle manier waarop je burgerschapsgerelateerde onderwerpen kunt bespreken in de klas. Dat zou bij jou als docent bekend in de oren kunnen klinken. Welke onderwerpen zijn belangrijk én waardevol? En hoe ga je daarmee om? Wat bied je concreet aan de leerlingen aan en wat moeten ze aan het eind geleerd hebben? Ik interview inspirerende personen in hun vakgebied. Zij leggen uit wat hun relatie is tot burgerschap en wat ze daarin belangrijk vinden. Op basis van dit gesprek maak ik een lesbrief over de boodschap die deze personen geven.

‘Doe is lief.’

In dit interview staat Chantal Alkemade centraal. Zij is docent maatschappijleer en maatschappijkunde. Ze is 21 jaar in het vak waarvan 20 jaar in Amsterdam in het vmbo. 
‘Ik heb 1 jaar een uitstapje gemaakt naar een havo vwo school maar dat vond ik een stuk minder leuk en minder uitdagend dus toen ben ik weer teruggegaan naar het vmbo in Amsterdam. Ik ben afgestudeerd maatschappijleer en maatschappijkunde docent, dus dat betekent dat ik die twee vakken eigenlijk als hoofdmoot geef en dus ook het eindexamen maatschappijkunde begeleid. Daarnaast ben ik bevoegd voor rekenen en kan ik ICT coördinator dingen doen. Ik heb jarenlang de decanentaak gedaan maar doe ik dit jaar niet meer. Wel ben ik nu voor het tweede jaar verantwoordelijk voor het organiseren van de projectdagen op school die in het teken staan van drie grote thema’s: diversiteit, democratie en duurzaamheid. We ondernemen schoolbreed met alle leerlingen activiteiten in het kader van die thema’s. Dit hebben we ook opgenomen in ons curriculum. En ik geef maatschappijleer zonder boek: we hebben alles zelf ontwikkeld en werken dus niet met een lesmethode of schriftelijke toetsen.’

Hoe werkt zich dat uit bij maatschappijleer en maatschappijkunde?
‘Voor maatschappijkunde hebben we nog wel een methode, omdat we niet de tijd hebben om alles in één keer helemaal over een andere boeg te gooien. Maar bij maatschappijleer zijn we daar dit jaar mee gestart en hebben we gezegd: “we gooien de methode eruit”. Dat komt omdat we eigenlijk geen methode konden vinden die echt aansloot bij onze visie en onze visie op burgerschap en die aansloot bij onze doelgroep. De maatschappijleermethode vonden wij als sectie stereotyperend en stigmatiserend – dat vind ik van een heleboel methodes trouwens –, en dus hebben wij besloten vorig jaar om alles helemaal om te gooien en opnieuw te ontwikkelen. Daar kregen we ook tijd en gelegenheid voor.’

Wie zijn jouw leerlingen? Qua niveaus en klassen?
‘Ik geef les maatschappijleer en maatschappijkunde en dat doe ik op een vmbo school middenin de Pijp in Amsterdam. Wij bieden het vak aan alle niveaus aan. Ik geef les aan vmbo basis, vmbo kader en vmbo tl leerjaar 3 en 4 en ik heb een aantal klassen waarin de niveaus gemixt zijn. Dus de vmbo populatie van Amsterdamse pubers.’

Hoe zou jij je voorstellen aan je leerlingen, als je voor het eerst met ze aan de slag gaat?

‘Ik begin altijd met de vraag: “Je kreeg je rooster en je zag mijn afkorting staan: wat dacht je toen? Heb je toen bij vrienden of vriendinnen geïnformeerd en wat zijn de verhalen die je toen gehoord hebt?”

Bij die naam in het rooster staat een afkorting. Die afkorting hebben ze nog nooit gezien. Ze zien ook een vak staan met een nieuwe afkorting. Ik vraag altijd wat ze daarvan dachten en vonden en of ze informatie ingewonnen hebben. Zo probeer ik aan te haken op vooroordelen en stereotyperingen, en dat haak ik aan maatschappijleer. Ik zeg daar ook bij dat een deel van de vooroordelen redelijk kloppen maar dat je zelf altijd moet kijken of dat daadwerkelijk voor jou geldt. Op die manier probeer ik maatschappijleer gelijk in te starten.’

‘Naar aanleiding van alle vooroordelen en de verhalen die ze gehoord hebben, geef ik aan of dingen wel of niet kloppen. Ik laat ze altijd raden hoe oud ik ben, hoe lang ik voor de klas sta en of ik uit Amsterdam kom en of ik nog andere bijzondere omstandigheden heb. Meestal vragen ze dan hoeveel kinderen je hebt en of je getrouwd bent, hoe lang je voor de klas staat, en waarom je in hemelsnaam het vak maatschappijkunde gestudeerd hebt. Dus meestal is dat wel een korte introductie.

Met mijn mentorklas doe ik ook altijd een spel waarbij ze moeten raden van wie het blaadje met informatie over hobby’s en eigenschappen is. Ze moeten dat zonder naam invullen. Die blaadjes wisselen ze door en daar zit mijn blaadje ook altijd in. Zodat je van elkaar weet: “hé, met die persoon heb ik raakvlakken omdat zij ook van hockey houdt.”’

In het kader van de verkiezingscampagnes en de uitslag? Nou, eigenlijk denk ik dat twee dingen heel belangrijk zijn. Het eerste is een basisprincipe: “doe is lief”.. Daar heb een grote sticker van op mijn laptop zitten: “Zeggen wat je denkt kan ook aardig zijn”. Dus vooral het omgaan met elkaar vind ik echt heel belangrijk en dat je van alles van jezelf mag regelen en organiseren dat je nooit alleen bent op de wereld.

Het tweede is het ‘stralend falen’. Want de wereld is niet alleen maar positief. En op je plaat gaan is helemaal niet erg als je er maar wat van leert. Je leert pas als je dingen niet kan. Anders leer je niet. En nog belangrijker: De tegenslag zelf is minder belangrijk dan het gene wat je daaruit vandaan kan leren.

In dat opzicht zijn we daar wel heel erg mee bezig. Alleen de komende weken denk ik dat ik heel erg bezig ben met: “Hoe gaat een kabinetsformatie als ineens rechts alles mag bepalen?”’

Hoe denk je over deze ultieme boodschap in relatie tot de verkiezingsuitslag?
‘Ik denk dat de ultieme boodschap in de zin van de verkiezingsuitslag niet veranderd is ten opzichte van vorige week, omdat je in Nederland gelukkig democratische rechtsstaat zijn waarin we van elkaar mogen verschillen en waarin we met z’n allen de mogelijkheid hebben om daar tijdens het stemmen ook iets mee te doen. Je ziet straks in de politiek dat ze met elkaar gaan samenwerken en dat je dat als leerling ook zal moeten, later.

Op papier kun je het hartgrondig met elkaar oneens zijn, maar in de praktijk kun je eigenlijk wel met elkaar samenwerken omdat je samen een grote rol hebt. En daarmee sluit je niemand uit. Maar het is ook nog steeds oké om verschillend te zijn.’

‘Op je plaat gaan is helemaal niet erg als je er maar wat van leert.’

Welke rol spelen de media en hoeveel aandacht zou je willen geven aan de media, mediawijsheid en medialogica?

‘Daar zag je in het nieuws een voorbeeld van: dat er een bericht de wereld in geslingerd werd: “Als je op PvdA Groen Links wil stemmen, dan moet je twee hokjes kleuren”.

Ik word dan benieuwd: zijn er inderdaad veel ongeldige stemmen omdat mensen dus inderdaad van PvdA GroenLinks twee hokjes hebben ingekleurd? Want waarom waren die stemmen ongeldig?

En je ziet ook invloed van de media bij ons op school. Wij hebben scholierenverkiezingen gedaan. En daar was Thierry Baudet met Forum voor democratie heel groot. Dat vond ik heel verrassend want ik heb een mega gemixte school en ze komen overal vandaan en ook uit alle lagen van de bevolking met allerlei afkomsten. En toen had Forum de meerderheid. En toen vroeg ik aan de leerlingen: “Hoe kan dat? Wat maakt dat je hebt gekozen voor Forum voor Democratie? Waarom?” Heel veel kinderen gaven aan: Thierry Baudet was heel veel op TikTok. Dus daar heeft hij heel veel gewonnen. Met betrekking tot de queer uitspraken, dus de rechten van LHBTIQ hebben zowel Geert Wilders als Thierry Baudet binnen bepaalde groepen onder de bevolking echt wel heel veel stemmen weten te krijgen. Dat vind ik dan toch wel een hele bijzondere wending. 

Wij vrouwen hebben al jaren gevochten voor de rechten die we hebben, en die nu eigenlijk geparkeerd worden. Dat geldt ook voor de LHBTIQ, ook de minderheden. We hebben al jaren met elkaar gevochten voor die rechten. En dan vinden we nu ineens dat dat niet meer belangrijk is of zo? Terwijl we er altijd met elkaar voor gevochten hebben?

De boodschap die ik wil meegeven is:

Je bent niet alleen op de wereld. Tegenslag is niet iets wat jou alleen overkomt. Succes mag je delen met anderen, want dat is iets wat je met elkaar viert. En als het met jou goed gaat en met een ander niet, dan help je elkaar daar een beetje in. Maar ik denk soms dat we niet voorbij moeten gaan aan het continu maar zalven. Tegenslag hoort er ook bij en daar leer je van. Je zet je schouders eronder, je weet hoe je daar dan fysiek op reageert of hoe je daarmee om kan gaan. We worden een beetje een curling maatschappij en dat vind ik wel een beetje intens. We proberen alles maar glad te plaveien en zo werkt het niet in het echte leven. Ik denk dat het beter is om te leren daarmee om te gaan.’

‘We hebben al jaren met elkaar gevochten voor die rechten. En dan vinden we nu ineens dat dat niet meer belangrijk is of zo? Terwijl we er altijd met elkaar voor gevochten hebben?’

Wat weet je over burgerschapsonderwijs op school?
‘Wij doen er heel veel mee, ook omdat we als school de mazzel hadden dat ik de curriculumherziening vanuit het SLO kon doen. Zo lopen we een tijdje voor op wat er eigenlijk gebeurde in het onderwijs. We voelen met z’n allen dat we dat heel belangrijk vinden. Het burgerschapsonderwijs bij ons is echt al breed in de school.

We zijn drie keer per jaar bezig met een onderwerp vanuit het burgerschapscurriculum om daar  buiten het lokaal of in ieder geval niet met je vaste docent iets te leren. We hebben vorig jaar bijvoorbeeld vanuit duurzaamheid met de leerlingen op bootjes de grachten door gevaren om plastic te vissen, omdat we een afvalprobleem hebben. Daar hebben we gelijk rekenen aan gekoppeld want ze moesten uitrekenen hoeveel gewicht ze verzameld hadden. Dat zouden ze vermenigvuldigen met het aantal uren varen. Zo kwamen ze erachter hoeveel afval je dus in de grachten van Amsterdam had kunnen verzamelen.

Met betrekking tot Democratie behandelen we gedeeltelijk vrijheid en niet-vrijheid. We hebben een wandeling gemaakt door het Joods kwartier hier in Amsterdam. En we hebben twee gastsprekers laten komen die iets vertelden over hun ervaringen met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog. Zij waren kind of naaste van iemand die de oorlog heeft meegemaakt. Op die manier gaat het meer leven bij de leerlingen, omdat het niet uit een boek komt of dat het door hun vaste docenten verteld wordt.

Met betrekking tot diversiteit gaan we sporten bij Only Friends. Dat is een sportvereniging in Amsterdam voor mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking die niet bij de meeste gewone sportverenigingen mee kunnen doen. Bij Only Friends hebben ze dus alle sporten verzameld om die mensen ook een mogelijkheid te geven om met elkaar te kunnen sporten.’

Wat is de kennis die over burgerschapsonderwijs hebt?

‘Als je het hebt over burgerschap, dan zijn er een aantal dingen heel belangrijk. Om te kunnen functioneren in de maatschappij, heb je daar kennis van nodig. Die kennis is essentieel om je te kunnen bewegen in de democratische rechtsstaat en dat je moet kunnen herkennen dat de democratische rechtsstaat aangetast wordt. Je moet dus ook weten wat tegenover de democratische rechtsstaat staat. Op het moment dat je de samenleving in gaat, moet je als leerling weten wat er op je af komt. Bijvoorbeeld: Wat zijn de protocollen als je mag stemmen vanaf je achttiende? Waarom is je stem ongeldig als je meer dan één hokje inkleurt? En waarom moet je je kunnen identificeren terwijl er stemgeheim is? Dus waarom hebben we die afspraken met elkaar? Maar deze zaken zijn ook belangrijk: Je wordt achttien en je moet je eigen zorgverzekering gaan betalen. Je gaat een opleiding doen en ineens worden je ouders niet meer gemaild maar ben jij verantwoordelijk. De stap na de middelbare school, dat vind ik ook heel erg bij burgerschap horen. Dat je weet wat je te wachten staat.

Je moet het burgerschapsonderwijs bij ons eigenlijk zien in drie of vier cirkels die wij hanteren. In het eerste jaar ben je bezig met wat burgerschap voor jou betekent: het hebben van een bepaalde mening en dat iemand anders een andere mening heeft.

 In het tweede jaar bouwen we hem iets verder uit naar de stad en in de school. In het derde jaar gaan we kijken naar wat betekent het als je in een stad of in een land gaat bewegen. En in het vierde jaar trekken we het over naar landen onderling. Bijvoorbeeld nu met Oekraïne of Israël Palestina.

Daarbij bespreken we ook zaken als het checken van bronnen. Wat wordt er geroepen en wie roept het? Waar komt het dan vandaan? Past het bij wat we in de geschiedenis geleerd hebben over ‘deze’ hoek?

Ik ben wel heel benieuwd hoe burgerschap zich landelijk gaat ontwikkelen, want burgerschap voor kinderen in Amsterdam betekent iets anders dan burgerschap voor kinderen in Langedijk, waar ik vandaan kom. En ja, de kennis is hetzelfde, daar zou geen discussie over moeten zijn. Maar wat voor een leerling op een bepaald moment in het leven wel of niet méér belangrijk is, is echt afhankelijk van waar je vandaan komt en hoe je het wel of niet meekrijgt. En ik denk dat dat niet te meten is.’

‘Wat voor een leerling op een bepaald moment in het leven wel of niet méér belangrijk is, is echt afhankelijk van waar je vandaan komt en hoe je het wel of niet meekrijgt. En ik denk dat dat niet te meten is.’

Op internet zie ik een filmpje van jou waarin je praat over Stralend Falen. Hoe is dat filmpje tot stand gekomen en waarom heb je daaraan meegewerkt?

‘Dat filmpje is vanuit de Amsterdamse klas gemaakt. Dat is een netwerk zowel online als met fysieke bijeenkomsten van Amsterdamse leraren, om met elkaar in contact te zijn en om dingen met elkaar uit te wisselen. In het kader van de Amsterdamse klas en mijn bijdrage curriculumherziening burgerschap werd ik toen gevraagd: “Kunnen we daar iets mee?”’

Bron: De Amsterdamse klas

‘En dat stralend falen komt vooral voort uit dat ik het heel belangrijk vind dat je leerlingen meegeeft dat als iets niet lukt, dat dat maar een moment is. En dat je hem eigenlijk moet omarmen omdat je juist dan pas iets gaat leren. Als ik namelijk niet faal, dan leer ik niks. Stralend falen zegt dus dat je iets positiefs kunt halen uit een tegenslag. En dat je dus eigenlijk met een lach op je gezicht een onvoldoende zou moeten halen. Maar dat heeft ook te maken met het keuzeproces waarin leerlingen natuurlijk zitten op het vmbo naar hun mbo-opleiding toe. En ja, daar begeleid en help je ze ook mee. En dat als je dus een keuze maakt die misschien niet blijkt te passen, dat je dan weer een nieuwe keuze kan maken. Dat het nooit het einde van de wereld is. Dus dat komt daar een beetje vandaan.’

‘Ik vind het gewoon heel belangrijk dat je leerlingen meegeeft dat als iets niet lukt, dat dat maar een moment is. En dat je hem eigenlijk moet omarmen omdat je juist dan pas iets gaat leren. Als ik namelijk niet faal, dan leer ik niks.’

Wat is er eigenlijk belangrijk aan dat leerlingen bewust zijn en bewuste keuzes kunnen maken zodat ze inderdaad weer verder kunnen?
‘Ik denk dat dat een essentieel onderdeel is van het groter worden. Op het vmbo zit je in de fase waarin je dus nog redelijk zonder heftige consequenties op je bek kan gaan. Juist de middelbare school is een oefenplaats is om fouten te kunnen maken, maar ook om te weten dat dat kan omdat er een vangnet achter je hangt. Op het moment dat je straks zelf keuzes moet gaan maken, en daar dus ook keuzes maakt waar je wel last van hebt als het niet goed loopt, kun je blijven functioneren in de maatschappij. Als jij in de put zakt omdat je twee keer achter elkaar de tram mist, dan is dat heel intens. Terwijl je ook meegekregen kan hebben dat er andere opties zijn.

Kinderen zeggen wel eens tegen mij: “Juf, ik had een boete die ik moest betalen voor de ortho, maar dat is raar want ik was er helemaal niet”. Waarop ik dan zeg: “Waarom heb je niet gewoon gebeld om te zeggen: Ik moet een toets inhalen? Of ik moet werken, kan ik de afspraak verplaatsen? Dat is wel een actie die je zelf moet ondernemen”. Het heeft dus met twee dingen te maken:

  1. leren hoe je zelf de regie kan pakken en andere acties kan ondernemen.
  2. leren dat je niet gelijk verloren bent als iets niet gaat zoals je had gedacht of verwacht.’

Hoe zou dat Stralend falen terug kunnen of moeten komen in het burgerschapsonderwijs?
‘Ik denk dat het handig is dat als wij burgerschap met zijn allen zo belangrijk vinden, dat wij daar een basisvaardigheid van maken. Als we vanuit de samenleving en de overheid een heleboel dingen in het onderwijs onder willen brengen, omdat we vinden dat alle leerlingen dit mee zouden moeten krijgen, dan denk ik dus ook dat je daar niet alleen maar moet gaan zitten op negativiteit en verschil. Je moet juist heel erg gebruikmaken van die kracht van het onderwijs. Dat we heel veel op elkaar lijken en dat we daarin ook positiviteit mee kunnen geven.’

'De wereld vergaat niet als iets niet in één keer lukt.'

‘Dat is wel een beetje de tendens van nu. Dat “mijn hele leven mislukt is, omdat ik die Jordans niet heb kunnen scoren in de uitverkoop”. Ik denk dat dat ook wel te maken heeft met de druk vanuit de maatschappij en de samenleving die nu groter is dan dertig-veertig jaar geleden. Hoewel er toen ook druk was, maar op een andere manier. Ik denk dat we een beetje teveel neigen naar alles willen plaveien, terwijl de wereld niet zo in elkaar zit. Zoals tijdens de ochtend na de verkiezingsuitslag.

Er waren veel leerlingen die over de verkiezingsuitslag begonnen: ‘Juf, weet je wat er gebeurd is?’ Ik vind het heel mooi om te zien dat ze met elkaar in de kantine het gesprek voeren. En dat ze het niet met elkaar eens zijn perse, maar dat ze wel met elkaar het gesprek voeren: ‘Maar wat betekent dit dan en wat kan er dan gebeuren?’ En ik vind het dan zo fijn dat ze elkaar dan opzoeken. Ze wijzen niet naar elkaar: “Ja maar jij”, of “Ja maar zij”. Ze zoeken elkaar op om er met elkaar over te praten.’

Wat wil je meegeven aan leerlingen en docenten die bezig zijn met burgerschapsonderwijs?

‘Ik denk dat het allerbelangrijkste is dat je altijd luistert en dat je altijd openstaat voor elkaar, maar vanuit respect en vanuit wederzijds begrip. En dat je verschillend bent en mag zijn maar wel vanuit de grondwettelijke kaders die geschetst zijn in onze democratische rechtsstaat. En dat je dus niet discrimineert en niet uitsluit. Dus alle meningen en alle mensen mogen er zijn.

Dat zag je ook in de uitslagen van de verkiezingen. Op het moment dat je tegenslag verwerkt als partij, en een reactie moet geven naar je partijgenoten, kan ik niet zo goed begrijpen je als politieke partij de winnaar chargeert en afkraakt.’

‘Je hebt nog steeds een achterban, je hebt nog steeds iets bereikt tijdens de verkiezingen en dat het tegenvalt, dan moet je omgaan met die tegenslag. Je kunt ook bedenken: Wat zou je zelf anders kunnen aanpakken? Ik denk dat de grootste taak binnen het burgerschapsonderwijs is dat je voorkomt dat het polariserend wordt maar dat dat je juist altijd de verbinding met elkaar moet zoeken. En dat alles er mag zijn, maar nog steeds binnen de kaders van de Grondwet.’

Wat voor les zou je willen meegeven aan leerlingen en docenten?
‘Hier werken we altijd vanuit drie voorwaarden:

  • vinden we het belangrijk omdat het in de eindtermen/het examenprogramma staat?
  • vinden we het vakinhoudelijk belangrijk?
  • vinden we dat nu belangrijk omdat het actueel is?

Het moet hieraan voldoen, omdat het nut en noodzaak moet hebben en omdat leerlingen het leuk of interessant vinden. Als die drie dingen samenkomen, dan gaan we een les ontwikkelen.

‘Ik vind het interessant om te kijken naar standplaatsgebondenheid en conflicten want die kun je over alles wat er in de wereld gebeurt heen leggen. Als we kijken naar wat er nu gebeurt, dan is het eindexamenprogramma van maatschappijkunde heel relevant. Ik denk in het kader van burgerschap heel tof zou zijn als we een soort les zouden hebben over een afpellen van een conflict zodat we wel weten waar het echt over gaat en je daarin kunnen verplaatsen. Dat ze kunnen zien: Dit is wat de persoon roept. Waarom is dat zo? En komt dat vandaan? En waar heeft dat dan mee te maken? En wat betekent dat als dat geroepen wordt?’

‘Ik zie soms filmpjes op Tiktok, waar de kinderen blijkbaar heel erg op bouwen en vertrouwen. Maar hoe kun je erop bouwen en vertrouwen als er iemand roept: “Je hoeft niet te stemmen want genaaid word je toch wel..”. Het is een relatief jong persoon die dat roept, dus dat spreekt aan. Waarom is dat zo? Waar komt dan zo’n opmerking vandaan? Wie is die persoon? Vertelt die ook al iets meer over zichzelf? En dat ze zich vervolgens afvragen: waarom volg ik die persoon en waarom vind ik die dan interessant? En wat wil ik van die persoon leren?’

Wat heb ik geleerd?
Na het verhaal van Chantal Alkemade gehoord te hebben, zie ik dat het ontzettend belangrijk en waardevol is om in te kunnen spelen op alle prikkels die leerlingen kunnen geven én zien. Dat je als docent op de hoogte bent van de actualiteiten, maar ook de manier en de media die de leerlingen te zien krijgen.

Door leerlingen te zien, door ze echt te kennen, door naar ze te luisteren, door ze redenen te geven waarom het belangrijk is om goede vragen te stellen en het gesprek aan te gaan, bereik je dat leerlingen echt kritisch gaan kijken naar bronnen en daarover met elkaar in gesprek of discussie gaan. Daar kun je als docent ook praktische handvatten voor vinden. Bijvoorbeeld de lesbrief naar aanleiding van dit artikel.

De lesbrief
Deze lessenreeks van twee lessen gaat over vrijheid. Vrijheid van mensen en vrijheid met betrekking tot media. Wat is het verschil in voorzieningen tussen platte land en stad? Hoe is het om ineens een nieuwe klasgenoot uit een ander gebied te hebben? En wat is de rol van de media ten opzichte van vrijheid? Wat helpt je om veilig uit te kunnen gaan van informatie?

Bekijk de lesbrief hier.