Interview met: Patrick Loobuyck

Hoogleraar politieke filosofie verbonden aan de
Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent

Op zoek gaan naar de meest waardevolle manier waarop je burgerschapsgerelateerde onderwerpen kunt bespreken in de klas. Dat zou bij jou als docent bekend in de oren kunnen klinken. Welke onderwerpen zijn belangrijk én waardevol? En hoe ga je daarmee om? Wat bied je concreet aan de leerlingen aan en wat moeten ze aan het eind geleerd hebben? Ook dit schooljaar interview ik inspirerende personen in hun vakgebied. Zij leggen uit wat hun relatie is tot burgerschap en wat ze daarin belangrijk vinden. Op basis van dit gesprek maak ik lesmateriaal over de boodschap die deze personen geven. Dat lesmateriaal kun jij gebruiken in je lessen.

‘Het is nooit helemaal klaar.’

In dit interview staat Patrick Loobuyck centraal. Hij heeft godsdienstwetenschappen gestudeerd in Leuven en moraalwetenschappen in Gent. ‘Vandaar dat ik in burgerschap en burgerschapseducatie geïnteresseerd ben’, zegt hij. Loobuyck is auteur van een aantal boeken, waaronder ‘Burgerschap. Politiek-filosofische perspectieven’ (2022)’, en ‘Samenleven met gezond verstand’ (2017). Vooral de laatste is voor een breder publiek geschreven. Loobuyck behandelt daarin een aantal basisprincipes en uitgangspunten om in diversiteit samen te leven binnen het kader van een democratische rechtsstaat zoals we die in de westerse samenleving willen vormgeven.

Loobuyck is aanjager en pleitbezorger voor minimale eindtermen/leerdoelen voor burgerschapseducatie die alle scholen in Vlaanderen zouden moeten behalen. Tot voor kort was burgerschap onderdeel van zogenoemde vakoverschrijdende eindtermen. Scholen moesten geen leerlijn volgen en konden er zich met een klein project vanaf maken. De nieuwe generatie eindtermen verplichten scholen tot een meer systematische aanpak.

Loobuyck volgt zijdelings ook de discussie in Nederland. Hij ziet dat er af en toe verschillende stemmen opgaan om burgerschap en de wetgeving hieromtrent aan te scherpen. ‘Maar wat wordt daarmee bedoeld?’, vraagt hij. ‘Vaak lijkt het vooral gericht naar mensen met een migratieachtergrond. Zij zouden zich meer moeten aanpassen aan de Nederlandse normen en waarden. Burgerschapseducatie krijgt dan een socialiserende, zelfs disciplinerende bijklank. Anderen zeggen: “Neen, burgerschap moet algemeen vormend zijn en gericht op alle burgers. Het moet gaan over de rechten die mensen kunnen claimen om zich politiek te engageren, om tegen discriminatie op te komen, etc.” Hier krijgt burgerschapseducatie veeleer een activerende en emancipatorische rol toebedeeld.  

Burgerschapseducatie kan en moet zowel activerend, socialiserend als emanciperend zijn,’ zegt hij. Ik wil het standpunt verdedigen dat beide dimensies elkaar niet hoeven uit te sluiten en elkaar zelfs kunnen versterken.

‘België is een complex land. Onderwijs is in belangrijke mate een bevoegdheid van de Vlaamse, Franstalige en Duitstalige Gemeenschappen. Hierdoor heeft de Vlaamse gemeenschap een eigen minister en een eigen onderwijsdepartement. De leerplicht is op landelijk niveau ingericht, maar Vlaanderen is autonoom bevoegd voor eigen leerdoelen. Dat geldt ook voor de Franstalige Gemeenschap. Daar krijgt burgerschap in het openbaar onderwijs expliciet een plaats in het “programme des cours de Philosophie et Citoyenneté”.’

Hoe zit precies de politieke structuur van België eruit? Dit is niet zoals in Nederland. Nederland bestaat uit 12 provincies en heeft een landelijk en regionaal bestuur. België heeft een federaal bestuur en een regionaal bestuur. Hoe dat precies zit, wordt uitgelegd in de volgende video.

Wat is uw expertise? Waar bellen mensen u voor?

‘Ik houd me onder meer bezig met de vraag: ‘Hoe richt je burgerschapseducatie in en hoe geef je dat een plek, zodanig dat het objectief, pluralistisch en kritisch aangeboden kan worden? We leven in een democratie: mensen kunnen over allerlei onderwerpen fundamenteel van mening verschillen. Met name ook over politiek-ideologische thema’s. Om daarmee rekening te houden moeten docenten die zich met burgerschapseducatie bezighouden zich een professionele attitude toe-eigenen. Wees waakzaam dat je geen pleidooi gaat houden voor een bepaalde vorm van (links, rechts, progressief, conservatief) burgerschap. Houd ruimte voor verschillende opvattingen van mensen. Bijvoorbeeld opvattingen van mensen over migratie. Sommigen schatten migratie positief in, anderen zien vooral de uitdagingen. Over migratie en diversiteit kunnen tal van legitieme discussies gevoerd worden. In welke mate moet de gastsamenleving zich aanpassen aan nieuwkomers? Hoe gaan we om met inburgering?’ Etc.

Loobuyck heeft zelf onder meer expertise opgebouwd over de vraag: ‘Wat is de plaats van religie in een democratische rechtsstaat en welke plaats moet religie krijgen op school?’ België kent net als Nederland een grondwettelijke traditie van onderwijsvrijheid’, vertelt hij. ‘Niet alleen de overheid, maar ook bijvoorbeeld religieuze denominaties kunnen onderwijs inrichten. De overheid heeft wel als taak om ervoor te zorgen dat alle jongeren, ongeacht de levensbeschouwelijke achtergrond van hun ouders en van hun school, adequaat geïnformeerd worden, ook over burgerschap. Jongeren moeten leren over wat het betekent om in een vrij en democratisch land te leven. Jongeren hebben ook allemaal recht op betrouwbare informatie die ook hun horizon kan verruimen. Seksuele voorlichting, bijvoorbeeld, is daarom een legitiem onderdeel van het onderwijsgebeuren. Niet om jongeren een bepaalde (meer liberale of eerder conservatieve) omgang met seksualiteit aan of af te raden, maar om hen te informeren.

 Ze moeten ook leren dat mensen om religieuze redenen homoseksualiteit zondig kunnen vinden, maar die mensen wel moeten aanvaarden dat homoseksuelen niet gediscrimineerd of lastiggevallen mogen worden, dat het homohuwelijk en een LHBTI pride een normaal onderdeel zijn van de samenleving.’

‘Sommige discussies kunnen natuurlijk erg gevoelig zijn en vragen omzichtigheid. Neem nu de regenboogvlag. Als die de boodschap uitdraagt dat we respect moeten hebben voor diversiteit, dan heeft die een plaats op een openbare school.

Maar het probleem ontstaat wanneer de vlag wordt geïnterpreteerd als een vlag die niet alleen maar voor algemeen gelijke behandeling staat, maar ook voor een liberale seksuele cultuur. De regenboogvlag staat dan voor de seksualiteitsbeleving die wordt uitgedragen door de pride. In die interpretatie promoot de vlag een bepaalde levensstijl. Heeft ze geen plaats op een openbare school?, zegt hij.

‘De enige plek waar we als samenleving alle jongeren bij ons hebben, is de school. We zouden dus een enorme kans laten liggen als we niet ook op school met deze onderwerpen (diversiteit, LHBTI, religie) aan de slag zouden gaan.’

Wat is de ultieme boodschap die u de wereld in wilt sturen?

‘Wel, we proberen in West Europa op een heel specifieke manier samen te leven’, zegt  Loobuyck. ‘Namelijk: in een liberale democratie of, met andere woorden, een democratische rechtsstaat. We hebben een politiek systeem dat democratisch is en gelinkt wordt aan zelfbestuur. En waarbij we op voet van gelijkheid met elkaar samenleven. Tegelijkertijd is ons systeem niet gelijk aan de stem van de meerderheid. Democratische beslissingen moeten rekening houden met grondrechten en rechten van minderheden, zoals ze in de Grondwet zijn vastgelegd. Er kan niet democratisch besloten worden om bijvoorbeeld religie te verbieden, want er is het grondrecht van de godsdienstvrijheid. En er kan niet bij meerderheid besloten worden om vervelende opvattingen te verbieden, want er is vrijheid van meningsuiting. Etc.’

‘We mogen ons meer bewust zijn van de morele uitgangspunten van ons samenlevingsmodel’, vervolgt hij. ‘We doen soms alsof mensen democratisch geboren worden, maar dat is niet zo. Een van de taken van burgerschapseducatie is dat we jongeren ervan bewust maken dat we in een diverse, democratische rechtsstaat samenleven. Jongeren moeten ook leren dat die uitgangspunten er lang niet altijd geweest zijn en er op veel plaatsen in de wereld nog altijd niet volgens die principes wordt samengeleefd. Het bewustzijn moet jongeren ook in staat stellen alert te zijn voor het feit dat de democratische rechtsstaat niet voor altijd is verworven. Ze komt immers vaak onder druk te staan.

Bepaalde vormen van populisme, bijvoorbeeld, kunnen op dat punt gevaarlijk zijn. Het leidt naar autoritair leiderschap, en naar maatregelen die geen rekening houden met de rechten van minderheidsgroepen. In landen als Hongarije, Polen, Israël en Turkije zijn er pogingen om de macht van de rechtsstaat aan te tasten en minderheidsgroepen buiten de samenleving te zetten. Burgerschapseducatie moet ons daartegen wapenen. Zo zie ik dat burgerschap niet alleen socialiserend is, maar ook emanciperend. We moeten aangeven dat mensen in de maatschappij rechten hebben die niet door de meerderheid overruled mogen worden. Bij burgerschapseducatie moeten we mensen zich ervan bewust maken dat ze rechten hebben en dat er een rechtssysteem is om dit te beschermen.’

‘We doen soms alsof mensen democratisch geboren worden, maar dat is niet zo. Een van de taken van burgerschapseducatie is dat we jongeren ervan bewust maken dat we in een diverse, democratische rechtsstaat samenleven.’

Waarom wilt u deze boodschap uitdragen? Wat betekent dit?

‘We moeten vermijden dat mensen onvoldoende weten wat hun rechten in deze rechtsstaat zijn’, zegt Loobuyck. ‘Dat geldt voor iedereen, en in het bijzonder voor minderheden.

En er is nog iets. Om goed met elkaar in gesprek te kunnen gaan, ook over lastige en gepolariseerde onderwerpen, is het belangrijk om goed van elkaar te weten welke fundamentele uitgangspunten we onderschrijven. Als het bijvoorbeeld gaat over religie, moeten seculieren erop kunnen vertrouwen dat religieuze mensen de godsdienstvrijheid en de scheiding van kerk en staat aanvaarden. Maar ook omgekeerd. Religieuze mensen moeten er kunnen op vertrouwen dat ook seculieren die principes als uitgangspunt voor het samenleven aanvaarden.

Vanuit dat wederzijds vertrouwen kunnen we over allerlei zaken discussiëren en van mening verschillen. We moeten elkaar vasthouden in die fundamentele uitgangspunten. Daar moet burgerschap over gaan: over die fundamentele uitgangspunten die we met elkaar moeten delen om te kunnen samenleven.

Het gaat dan om het respect voor ieders vrijheid en gelijkheid, over het principe van de scheiding van kerk en staat, over het respect voor ieders grondrechten, tolerantie en wederkerigheid.’

Wat weet u over burgerschap op school en wat vindt u ervan dat burgerschap wordt aangeboden op scholen?

Loobuyck: ‘In Belgische context is burgerschap lang van de politieke agenda gehouden, onder meer omdat er levensbeschouwelijke vakken waren die daaraan zouden tegemoet komen*. Wat je hoorde waren opmerkingen zoals: “We moeten aan burgerschap niets doen, want het gebeurt al in de lessen levensbeschouwing.” “De overheid moet zich niet met de invulling van burgerschap moeien, we geven daar als school wel zelf invulling aan”; of “Als katholieke school doen wij als vanzelf aan burgerschapseducatie.” Het was pas sinds de aanslag in Brussel (22 maart 2016) dat de christendemocratische Minister van Onderwijs zei: “We kunnen niet níets doen aan burgerschap. We moeten iets doen aan de democratie in het land.” De aanslagen waren wat mij betreft de verkeerde aanleiding om meer aan burgerschap te doen.’

*“In april 2018 laat Lieven Boeve, de directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, nog het volgende optekenen: “Burgerschap zit in het geheel van het onderwijs dat wij aanbieden, in onze persoonsvorming. Burgerschap zit ook in al onze vakken, van geschiedenis tot wiskunde en godsdienst. Het maakt deel uit van de katholieke dialoogschool die we proberen te realiseren.” Lees hier dit artikel van Patrick Loobuyck over .

Wat merkt u aan reacties van docenten op burgerschapseducatie?

‘Er zijn recent voor het secundair onderwijs nieuwe eindtermen voor burgerschap geformuleerd door de overheid’, vertelt Loobuyck. ‘Scholen(groepen) en docenten mogen dit op hun eigen manier oppakken. Dus bijvoorbeeld als een apart vak. Er zijn ook scholen die burgerschap koppelen aan geschiedenis, Nederlands of aardrijkskunde. De overheid zet het minimale kader uit, de invulling gebeurt op de scholen zelf.

In het algemeen zie ik dat sommige mensen heel erg voor zijn omdat ze er het emancipatorisch en socialiserend potentieel van onderkennen. Andere docenten zijn sceptisch. Ze zeggen bijvoorbeeld: “Wij doen al veel aan burgerschap, dus een apart vak is niet nodig”. “De school kan niet alle samenlevingsproblemen oplossen”. Ook vanuit de levensbeschouwelijke vakken wordt wel eens defensief gereageerd: “We geven godsdienst of zedenleer, dus we geven al burgerschap”.

Wat wilt u meegeven aan leerlingen en docenten die bezig zijn met burgerschap?

‘Als je nadenkt over wat burgerschap is,’, zegt Loobuyck, ‘dan kun je mijn boek daar als een kapstok voor gebruiken. Of lees de samenvatting hiervan. In het boek staan drie belangrijke dimensies centraal die niet van elkaar losgemaakt mogen worden:

  • Burgerschap als status, die ons de mogelijkheid geeft om rechten te claimen.
  • Burgerschap als activiteit: Het kunnen deelnemen aan de samenleving, het politiek debat en de besluitvorming. Dat kan breed worden ingevuld door er ook engagement in het gezin, de school, het verenigingsleven in te betrekken. Burgerschapseducatie mag mensen uitnodigen en warm maken voor een vorm van actief burgerschap. Niet omdat actieve burgers betere mensen zouden zijn, maar omdat een democratisch systeem niet kan zonder voldoende geëngageerde en waakzame burgers.
  • Burgerschap als lidmaatschap. Dat is een eerder subjectief element: voel ik mij lid van de politieke gemeenschap. Word ik aanvaard en erkend als gelijke medeburger? Dit kan leiden tot discussies over identiteit, nationaliteit, grenzen, etc.

Ik pleit ervoor om burgerschapseducatie aan al deze drie facetten te koppelen Enkel zo wordt burgerschapseducatie heel rijk en krijgt het zowel een activerende, socialiserende als emanciperende inhoud.’

Wat voor les zou u willen aanbieden aan de leerlingen met betrekking tot burgerschap?

Loobuyck: Wees gevoelig en aandachtig voor het erkennen van potentieel verschil in de klas. Ook als het om moeilijke thema’s gaat. Dit kun je faciliteren.

Gebruik een methodiek om onderwerpen rijk en vanuit verschillende perspectieven te kaderen. Houd het gesprek open en redelijk. Verwijs waar mogelijk naar feiten en cijfers om een en ander te objectiveren. Kijk erop toe dat mensen inhoudelijk blijven discussiëren wanneer ze hun mening geven. 

Gebruik niet te snel grote woorden, zoals “racist” of “moslimknuffelaar”, etc. 

Want dat zorgt voor meer emotie en polarisering, waardoor mensen niet of moeilijker kunnen spreken met elkaar.

Ik wil absoluut gezegd hebben dat burgerschapseducatie in onze diverse samenleving niet makkelijk is. Het vergt heel veel professionele skills. In Vlaanderen hebben we daar wat mij betreft nog wel wat in te halen. Er zijn nog niet voldoende mensen klaar om met de vele uitdagingen van burgerschap professioneel aan de slag te gaan. Daar moeten ondersteunende stappen in gezet worden. Burgerschapseducatie zal ook steeds voor nieuwe uitdagingen komen te staan. Het is nooit helemaal klaar.’

Wat heb ik geleerd?

Wat een interessant verhaal heeft Patrick Loobuyck verteld. Een aantal dingen wil ik eruit pikken:

  • Het lijkt erop alsof zowel in België als in Nederland men in het VO (en PO) bezig is met het krachtig organiseren van burgerschapsonderwijs, omdat in de samenleving te weinig bewustzijn is van de democratische rechtstaat en rechten die mensen hebben. En dat we bewuste keuzes maken waardoor we als samenleving sterker in onze schoenen staan.
  • Ik hoor dat de weerstand tegen burgerschapseducatie vooral kwam vanuit de katholieke scholen: ‘Waarom moeten we aan burgerschapsonderwijs doen? We geven toch al levensbeschouwing?’ Een soortgelijke vraag hoor ik vaker van docenten om me heen. Burgerschap zit al verweven in het onderwijs. Bij maatschappijleer, geschiedenis, levensbeschouwing en mens & maatschappij. Waarom moeten we er dan nog meer aan doen? En hoe zit het met artikel 23 van de Nederlandse Grondwet: Vrijheid van onderwijs (vergelijkbaar met artikel 24 van de Belgische Grondwet). Word je als school in je vrijheid beperkt als je opgelegd krijgt dat je meer met burgerschap moet doen?

Waarom zou je meer aan burgerschapsonderwijs doen als het er al is?

Precies dat kun je beargumenteren met het eerste punt dat ik interessant vind: de samenleving heeft te weinig bewustzijn van de democratische rechtsstaat en de rechten die mensen hebben. Bewuste keuzes maken, je mening kunnen vormen, om kunnen gaan met de digitale samenleving, de wereld en elkaar.

Tot slot:

De laatste opmerking van Loobuyck vind ik erg belangrijk. Hij zegt dat burgerschapseducatie heel veel professionele skills vergt. Ook in Nederland hebben we een hoop in te halen. Ook ik wil pleiten voor het behandelen van de competenties van burgerschapseducatie in de lerarenopleiding. Ook de huidige leraren mogen hier ondersteuning in verwachten, tijdens de studiedagen en projectweken die gaan komen. Het is inderdaad nooit helemaal klaar.

Lesmateriaal

Het lesmateriaal voor burgerschap zal in het teken staan van de democratische rechtsstaat. Dit behandelen we aan de hand van de drie aspecten: status, lidmaatschap en activiteit. Drie aspecten die ervoor kunnen zorgen dat je de samenleving iets beter kunt begrijpen, en waardoor je als leerling iets kunt doen.

Bekijk de lesbrief hier.

Volgende interview

Het volgende interview zal zijn met Ellen de Bruin. Zij is docent en projectmanager van de opleiding Social Studies, aan NHL Stenden in Leeuwarden. Ze heeft ontzettend veel raakvlakken met burgerschap. De drie aspecten die Patrick Loobuyck behandelt: status, lidmaatschap en activiteit, brengt Ellen in de praktijk. Houd LinkedIn en mijn website in de gaten voor dit indrukwekkende artikel met lesmateriaal.